Scoop 3
Deze keer recensies van Nachtschade, een roman over migraine door Emma Laura Schouten, van Verblijf, het indrukwekkende poëziedebuut van psychiater Yasmine Namavar en de Nederlands film Vlam, over een meisje dat in de crisisopvang terecht komt.
Roman
Nachtschade, Emma Laura Schouten, Van Oorschot, 280 blz., 22,50 euro

Ontsnappen aan de houdgreep van migraine
De hoofdpersoon van de roman Nachtschade van Emma Laura Schouten heeft migraine. Wie denkt dat dit niet meer dan een regelmatig terugkerende zware hoofdpijn is, heeft na het lezen van deze roman een veel complexer beeld van deze ziekte, die uit een verstrengeling van psychische en lichamelijke problemen bestaat. De hoofdpersoon, een filosofiestudente, gaat naar Londen om een vrouwelijke Engelse filosofe te bestuderen. Bovendien had deze filosofe ook migraine. Haar verblijf in Londen wordt voortdurend onderbroken door Antaura, de oud-Griekse godin die staat voor de migraine. Als Antaura er is, leeft de studente in tussentijd, in het donker omdat elk licht pijn doet. En als de tussentijd er niet is, dan leeft zij in afwachting ervan. Zij leest het werk van de filosofe en van 19 andere bekende vrouwen over hun ervaring met Antaura. Dat pakt nogal teleurstellend uit, want lang niet allemaal zeggen ze daar iets zinnigs over. Dat is niet helemaal een verrassing, want haar moeder, die net als haar grootmoeder ook migraine heeft, zegt ook niet zoveel over haar ervaringen. Wel stuurt ze haar trouw de pilletjes in een blauw doosje, als die nodig zijn.
Het is na een tijdje wel duidelijk: Antaura beheerst het leven van de studente, ook als ze zich op de achtergrond houdt. Uiteindelijk krijgt het besef dat Antaura haar, ook als ze er niet is, in een houdgreep houdt, duidelijk gestalte. Ze ontdekt dat het amor fati van Nietzsche een (beperkte) weg is uit deze omklemming, zonder de Duitse filosoof te noemen, overigens.
Nachtschade is een interessante roman die de lezer veel vertelt over het lijden aan migraine. Aan het eind gekomen blijkt dat het lezen van de ervaringen van lotgenoten misschien toch behulpzaam kan zijn. In dit geval behulpzaam in de zin dat deze lotgenoten er nauwelijks over schreven en dat dat nu precies datgene is dat helpt om aan de obsessie te ontsnappen. Een interessante conclusie na 240 pagina’s lijden aan Antaura.
Arko Oderwald
Poëzie
Verblijf, Yasmin Namavar, Uitgeverij Jurgen Maas, 78 blz., 19,95 euro

‘Mijn huis herbergt dna’
Psychiater Yasmin Namavar is een nieuwkomer in het gezelschap van Nederlandse dichters. En ze is meteen een uitzonderlijke nieuwkomer: haar taal is afwisselend barok en kaal, ze past ogenschijnlijk niet meteen in een traditie, en haar soms raadselachtige, nachtmerrieachtig dreigende beelden tuimelen over elkaar heen in haar debuutbundel Verblijf, niet zonder betekenis op de cover gedrukt als VERblijf.
Het openingsgedicht (‘Vingerafdrukken’) is programmatisch, zet haar thematiek in het volle licht en verwijst expliciet naar Luceberts fameuze ‘Ik tracht op poëtische wijze’: ‘Ik ontdoe mij van alle mogelijke manieren/op eenvoudige wijze uit te leggen/wat ik zeggen wil (….)ik ontdoe mij niet van mijn bloedvaten, lymfebanen/ik zie er precies uit als mezelf, draag mijn eigen organen/verdedig mij tegen virussen, bacteriën naar mijn beste kunnen/mijn huis herbergt dna/in mijn tandenborstel, in de inkt van de printer/in het kleine ledikant in de voorkamer/desalniettemin ben ik bang voor vingerafdrukken, bijtwonden/op het lichaam van een dierbare, op het mijne’. En verderop schrijft ze: ‘ik blijf zoeken naar een jas die ik niet meer uit hoef te doen’.
Twee werelden kent Namavar van nabij: Iran en Nederland. Daar gaat het dus over: thuis voelen, een identiteit hebben maar toch verborgen blijven en niet eenduidig zijn, maar ook over geworteld (willen) zijn in de wereld, in de natuur (er is veel flora en fauna in de bundel), in wisselende talen, en vooral ook in je lichaam. Want: ‘Ook je lichaam heeft spelonken, wist je dat?’ Later constateert de dichter: ‘anders dan jij/draag ik twee rugzakken, heb ik twee huizen/buig ik zonder rancune/voor het onvermijdelijke.’
Binnen en buiten vervloeien vaak in haar gedichten: hevige beelden, visioenen, metamorfoses, en metaforen op metaforen zijn het resultaat. Zoals in deze strofen, waarin ze laat zien hoe een gevaarlijke wereld leven en lichaam kan binnendringen: ‘in de sleetse wijk van haar longen ruist tij van bloed en dieren door holle aders/snelwegen, konvooien van taankleurige beesten met hoeven/tanden blote geweien experimenteren met veldslagen, slangen/levenshagel zeeft hun adem leger ‘
Ze vergelijkt zich met libellen: ‘ik wil ze eigenlijk vragen/hoe ik zo kan glanzen/gebruik ik zilverpoets/moet ik kruipen, moet ik vliegen.’ Of met ‘een drakenbloedboom’, want die ‘maakt geen ringen, hij vertakt/de zoom van mijn broek moet telkens opnieuw vastgestikt, mijn gezicht houdt niet op met vouwen/zie, ik bouw geen jaren op/ik splits af.’
Steeds is er een opnieuw pogen zichzelf (uit) te vinden, te wortelen: ‘Op een zonnige dag in maart (en het lijkt wel mei), overal de geur van reukgras/ga ik weer links en werp mijn jas af/mijn lichaam een vondeling in het bos/wacht op een nieuw kledingstuk, vel na vel bladder ik af/iets om aan te kleven is er niet’.
‘Doelloos dwalen in een snel donkerend en veranderend landschap’, noemde de Zweedse dichter Lars Gustafson dat. De gedichten van Namavar roepen hier en daar ook het gevoel van fundamentele ontheemding op dat Gustafson onder woorden brengt. Soms misschien zelfs existentiële vervreemding. Zoals hier, tijdens een bezoek aan de dierentuin: ‘het wuiven van het buigzame fluitenkruid, de goedlachse populieren/de mensen zijn van huis en de middag schenkt hun miezer of patat/ze wandelen een in slaapgewiegde dood/(….) en alles doet zijn best zo gewoon te lijken/zelfs de onwaarschijnlijk fonkelende koikarpers in de buidel van het verblijf/zwemmen achteloos.’
Maar het gaat in deze bundel ook over geboorte, erotiek en de dood, bijvoorbeeld in een bijzonder fraai gedicht over het ziekbed van haar vader: ‘Het vu ziekenhuis/dit is het bed van mijn vader/dit is geen rouwadvertentie/dit is geen handleiding voor afscheid/dit is mijn vader.’
En dan heb ik nog niets gezegd over de betekenisvolle witregels en uitlijning van de dichtregels: meestal links, maar soms rechts. Een komeetachtig debuut!
Henk Maassen
Film
Vlam
Nu in de bioscoop en te zien op picl.nl

De dans als verlossing
In het openingsshot van Vlam, het speelfilmdebuut van Daphne Lucker, flikkert een aansteker op. We zien Olivia (Sophie Lindner), die deze vlam op haar huid wil zetten. Het is een beeld dat terugkeert in de film, als visuele metafoor voor wat niet gezegd kan worden: het brandende verlangen naar erkenning, het pijnlijke spel tussen afstand en nabijheid, liefde en destructie.
Olivia leeft in de schaduw van haar destructieve, wispelturige moeder (Thekla Reuten), een vrouw die de grenzen tussen bescherming en beheersing voortdurend overschrijdt. Is ze alcoholist, narcist, bipolair misschien? De film geeft geen diagnoses, maar toont de grilligheid van een moeder-dochterverhouding waarin onvoorwaardelijke liefde wringt met een schrijnend gebrek aan stabiliteit. Olivia’s reactie is begrijpelijk: woede, terugtrekking, verzet. Tegelijkertijd verlangt ze naar verbinding — met haar moeder, met zichzelf.
Wanneer de thuissituatie escaleert, belandt Olivia in een crisisopvang. Aanvankelijk outsider, vindt Olivia aansluiting bij de eigenzinnige Aisha, een meisje dat net als zij zoekt naar een uitweg, of althans: naar een tijdelijke houvast. ‘Doe maar alsof, dan is het leven makkelijker,’ houdt Aisha haar voor. Maar juist dat ‘alsof’ is Olivia’s valkuil — in het gezin waar ze uit komt, is doen alsof immers al een levensstrategie geworden.
Wat Lucker en scenarist Rosita Wolkers — die zelf als tiener ervaring opdeed in de jeugdzorg — hier neerzetten, is een realistische vertelling zonder vals sentiment of simplificatie. Veel van de jonge acteurs hebben zelf een achtergrond in de jeugdzorg, en dat voel je: het spel is doorleefd, ongepolijst, kwetsbaar. Toch is Vlam meer dan realisme of een reconstructie van persoonlijke trauma’s. Want Olivia’s toevlucht is de dans — niet als discipline, maar als dagdroom, als tegenwereld. In haar eentje danst ze zich los van de zwaarte van haar bestaan.
Henk Maassen