Scoop 2
Deze keer recensies van de tentoonstelling Good Mom/Bad Mom in Utrecht, de roman Het land van Hrabal, de film The Salt Path en een voorstelling naar een tekst van Toon Tellegen: Requiem voor de onwerkelijkheid.
Tentoonstelling
Good Mom/Bad Mom: De moedermythe ontrafeld, Centraal Museum Utrecht, t/m 14 september 2025. Zie: www.centraalmuseum.nl

Werk van Buhlebezwe Siwani op de tentoonstelling ‘Good Mom/Bad Mom’, daarachter Meester van Liesborn (15e eeuw). Foto: Natascha Libbert
De moedermythe ontmanteld
Toen ik een paar jaar geleden mensen vertelde over de borstkanker van mijn zus waren vaak de eerste twee vragen hoe oud ze is en of ze kinderen heeft. Als een vrouw een zware ministersbaan krijgt wordt haar gevraagd of haar gezinsleven er niet onder lijdt. En volgens de vicepresident van de Verenigde Staten zijn vrouwen zonder kinderen überhaupt nutteloos. Vrouwen en moederschap zijn onlosmakelijke thema’s, met andere woorden, ook voor de vrouwen zonder kinderen, zoals ondergetekende.
Gek genoeg is het thema moederschap in de beeldende kunsten tot op heden onderbelicht en ondergewaardeerd gebleven: te burgerlijk voor de grote kunsten en onverenigbaar met het kunstenaarschap (dat gold overigens ook voor het vaderschap). Hoog tijd dus om dit onderwerp centraal te stellen in een tentoonstelling, vonden de makers van Good Mom/Bad Mom, nu te zien in het Centraal Museum.
De tentoonstelling begint met een wand vol schilderijen van de stereotype goede moeder Maria met haar Christuskind op schoot, zoals van Jan van Scorel, Artemisia Gentileschi en Theo van Doesburg. Vervolgens wordt de moedermythe vanuit verschillende perspectieven door meerdere (overwegend hedendaagse) kunstenaars ontmanteld. Er is aandacht voor de moeilijke aspecten van het moederschap, zoals de fysieke en mentale pijn, de schuldgevoelens, twijfels en spijt. Tala Madani toont bijvoorbeeld een schilderij uit haar serie Shit Moms, met dansende baby’s op een uit shit bestaande moeder, precies zoals ze zich voelde toen ze als jonge moeder weer aan het werk ging. Buhlebezwe Siwani maakte uit groene zeep niet alleen een ode aan de zwangere zwarte vrouw maar ook een levensgroot groepsportret van zichzelf, haar moeder, grootmoeder en zoon: het alledaagse materiaal oogt sterk (als brons), herinnert aan haar jeugd en symboliseert tegelijkertijd het beladen thema van zuiverheid. Eva Spierenburg verbeeldde zichzelf samengevat in de vorm van haar buik en geslachtsorgaan, zich afvragend of zij moeder wil worden. Gelukkig was er ook aandacht voor mannelijke kunstenaars, zoals Jonas Ohlsson en Magnus Monfeldt die in een installatie het vaderschap bespraken.
In de tentoonstelling zijn eveneens twee kabinetten opgenomen waarin historische context wordt gegeven van de ontwikkeling van kennis over zwangerschappen, samengesteld door de psycholoog en wetenschapshistoricus Trudy Dehue, en van de ontwikkeling van emancipatie, toegelicht door schrijver Anja Meulenbelt. In dit laatste thema stond vooral zelfbeschikking centraal. Dit vormt eveneens het onderwerp voor misschien wel het indrukwekkendste werk in de tentoonstelling, de etsserie Abortion works van Paula Rego die zij maakte naar aanleiding van de zeer magere opkomst bij een referendum in Portugal in 1998 om abortus te legaliseren. Een thema dat helaas actueel blijft.
Op tal van manieren wordt het hardnekkige beeld van de vrouw die haar gehele identiteit ontleend aan haar zorgzame en dienende taken in het gezin bevraagd, weerlegd of ronduit vernietigd. Zeker hoog tijd voor deze tentoonstelling. Toch bekroop mij het gevoel of de moedermythe in zekere zin niet ook bevestigd werd, omdat de nadruk wel erg sterk lag op wél moeder zijn.
Laura Prins
Roman
Het land van Hrabal, Rik Zaal, 136 blz., 19,99 euro

Het geluk van een slecht geheugen
“Manische Alzheimer,” noemt zijn vrouw het. Een aandoening die volgens de verteller zelf “helemaal geen ziektebeeld is”, maar wel een geestige term, “wat klopt omdat mijn vrouw veel gevoel voor humor heeft, een eigenschap die me heel nuttig lijkt voor iemand die getrouwd is met een man die lijdt aan manische Alzheimer.”
De stem die hier spreekt, is die van Hendrik Terpstra, de schrijver op leeftijd in Rik Zaals roman Het land van Hrabal. Die vergeetachtigheid speelt hem parten nu hij wil schrijven over zijn Tsjechische collega Bohumil Hrabal (1914-1997), wiens werk hij goed zegt te kennen, en die hij beschouwt als een van de grootste schrijvers van de twintigste eeuw, groter nog dan Franz Kafka. Maar ja, hij herinnert zich weliswaar dat hij Hrabals boeken ‘briljant en soms zelfs geniaal’ vond, maar over de inhoud weet hij niet veel meer.
Met dat gegeven schreef Zaal een roman die de grenzen van fictie en autobiografie, waarheid en herinnering verkent, misschien zelfs wel loslaat. In rapsodische, associatieve, vaak lange zinnen in de geest van Hrabal – “een snelle manier van schrijven waarbij de auteur totaal niet op fouten let” – ontspint zich een verhaal over een mogelijke ontmoeting die Terpstra met Hrabal heeft gehad, in 1985 te Praag. Heeft die ontmoeting daadwerkelijk plaatsgevonden? Terpstra weet het niet zeker. Hij onderneemt een zoektocht in de marges van zijn geheugen, aan de hand van dagboeken, foto’s en krantenknipsels. Vooral ook om zijn belevenissen in het communistische Tsjechoslowakije van voor 1989 te reconstrueren: hoe was het leven daar?
Al doende wordt Het Land van Hrabal zo ook een meanderende vertelling over het geweten. Want dankzij een gebrek aan geheugen kun je volgens Terpstra ook makkelijker allerlei morele problemen ontlopen, en dus bij de dag leven. Volgens hem (lees gerust: volgens Zaal) is dat wat mensen doen in Echte Landen, zoals Tsjechoslowakije destijds was. In zulke landen heersen onderdrukking, gelegaliseerde leugens, machtswillekeur en politieterreur. Het zijn landen waar zaken worden “geritseld” die mensen in onechte landen niet zouden kunnen bedenken of zouden durven. En juist dat levert “echte literatuur” op, literatuur uit noodzaak, in tegenstelling tot het vrije westen – de Onechte landen – waar literatuur een luxe is en auteurs, ik-gericht als ze zijn, louter hun zielenroerselen bespiegelen. Zaals roman laat mooi zien hoe subtiel het onderscheid tussen goed en fout in deze Echte landen is, en hoe makkelijk het daarover oordelen is vanuit het perspectief van Onechte landen. Hrabal bijvoorbeeld heeft zich met zijn werk altijd buiten de politiek gehouden: was hij daarom een foute schrijver? Of een meeloper? Hoe zat het eigenlijk met zijn geweten? Dronk hij het weg met liters bier?
Daar komt nog bij dat in de Boheemse cultuur fictie en werkelijkheid van oudsher door elkaar lopen. De “parttime bohemiens” waarover Terpstra vertelt – hij heeft er een paar goed gekend – leefden voor 1989 niet alleen in een ‘rare communistische wereld’, waar verhalen bedenken niet alleen een noodzaak was om het leven nog enigszins draaglijk en amusant te houden, maar ook omdat ze in een lange traditie stonden, ‘waarin het absurde gewoner is dan in veel andere gebieden van de wereld’ .
In de melancholie over zijn falende geheugen sluipt uiteindelijk ook een bevrijdend perspectief binnen, want “als verlies van geheugen een voorbereiding op de dood is zou je kunnen zeggen dat mensen met een slecht geheugen zoals ik goed voorbereid zijn.” Zo haakt in deze knappe, korte roman van alles in elkaar: geheugen en geweten, fictie en werkelijkheid, waarheid en fantasie, absurdisme en moraal, leven en dood. Manische Alzheimer is een levenshouding en inderdaad geen ziekte.
Henk Maassen
Film
The Salt Path
Nu te zien in de bioscoop en vanaf 7 augustus op picl.nl

Dakloos aan de wandel met Corticobasale Degeneratie
The Salt Path was een – terechte- bestseller, de verfilming van het boek blijkt nu ook een ‘hit’. In het boek vertelt Raynor Winn hoe zij en haar man Moth – hun studerende kinderen zijn het huis uit – in 2013 al hun have en goed kwijt raakten door een desastreuze investering; ze werden armlastig en dakloos. En dat juist toen tot overmaat van ramp bij Moth Corticobasale Degeneratie (CBD) werd geconstateerd, een zeldzame progressieve hersenziekte die doorgaans begint met motorische problemen of met spraak- en denkstoornissen. Die motorische problemen zitten altijd aan één kant van het lichaam. Bij Moth uit zich dat in een tremor in zijn arm en een slepend been. Prognose, aldus de neuroloog in de film: nog vier tot vijf jaar leven met op den duur sterk afnemende levenskwaliteit. Kans op genezing nihil, palliatieve zorg geïndiceerd. Een wandeling langs de Engelse zuidwestkust lijkt dan wel het laatste waar je aan denkt, maar juist dat is wat beiden besluiten te doen na al deze jobstijdingen. Noem het een vorm van escapisme.
In korte, non-lineaire flashbacks vernemen we wat er aan hun trektocht vooraf ging, terwijl we intussen chronologisch hun traject volgen, en zien we hoe ze soms vechten tegen de elementen, Moth’s ziekte en geldgebrek, maar ook uitgelaten zijn, de moed niet opgeven en nog steeds verliefd zijn. En hoe ze onderweg korte ontmoetingen hebben, met overigens niet altijd even aardige types.
De film is het speelfilmdebuut van Marianne Elliott, die voorheen als theaterregisseur actief was. Des te opmerkelijker hoe goed ze de wandeling – die natuurlijk voor meer staat dan louter dat –met groot gevoel voor sfeer, natuur en landschap zwierig maar in een rustig tempo in beeld brengt. Ze kon daarbij rekenen op twee geweldige acteurs: Gillian Anderson en Jason Isaacs, die in spaarzame dialogen overtuigende, sympathieke karakters neerzetten, de eerste vaak en o zo begrijpelijk bezorgd, de tweede optimistisch-laconiek over hun lot.
En zie, de laatste krijgt gelijk: als Moth zijn pregabaline laat staan, leidt dat aanvankelijk tot nare ontwenningsverschijnselen, maar uiteindelijk gaat het hem beter. En dat tot op de dag van vandaag, zo melden de makers in de eindtitels. Het gaat beiden nog steeds goed.
Of je daaruit mag afleiden dat het de natuur was die hen heeft geheeld, dat ze zijn ‘gezouten’ zoals dat heet in film en boek, valt te betwijfelen. Wel dat de, gelukkig onnadrukkelijke, subtekst van de film luidt dat het leven contingent verloopt, als een traject of reis zonder doel. En dat is iets waar blijkbaar veel kijkers (en lezers) zich in herkennen.
Henk Maassen
Theater
Requiem voor de onwerkelijkheid
Uitvoerenden: Silbersee, Corrie van Binsbergen, Hans Croiset, Albert van Veenendaal
De tekst van Toon Tellegen is in boekvorm verschenen bij Querido en kost 15,- euro


De onwerkelijkheid van het leven
Als het doek opgaat staart een enorme vogel ons aan. Zes, wellicht acht meter hoog. De rest van het decor en de uitvoerenden lijken zo uit een schilderij van Jeroen Bosch en een voorstelling van de Dogtroep te zijn weggelopen. Albert van Veenendaal speelt op zijn geprepareerde piano, Corrie van Binsbergen speelt gitaar, toch nog een keer. Hans Croiset vertelt een verhaal over een ontmoeting met de dood, een tekst geschreven door Toon Tellegen. Hoe wij aan de dood willen ontsnappen door hem te overtuigen: neem anderen, die hebben het meer verdiend, of: ik stel eigenlijk niets voor, ik ben zo onbelangrijk, een stofje eigenlijk, ga aan mij voorbij. Een typische Toon Tellegen-tekst, waarin allerlei niet materiële zaken, liefde, pijn, leed, spijt, berouw, plotseling een materieel anker krijgen, zoals dokter Deter ooit patiënten hielp door hun pijn in een doosje te doen, of de boktor, die alles kon maken, tegenzin, mismoedigheid, achterdocht en verveling bijvoorbeeld. De verteller van dit Requiem voor de onwerkelijkheid probeert zich op allerlei manieren te ontworstelen aan zijn lot, maar hij wordt langzaam maar zeker letterlijk en figuurlijk uitgekleed. Aan het eind trekt hij de conclusie: hij heeft zich altijd met de onwerkelijkheid van het leven bezig gehouden, maar de dood dwingt hem de werkelijkheid van de dood onder ogen te zien.
Een prachtig requiem, in het latijn gezongen, met moderne muziek van Corrie van Binsbergen. Hans Croiset schittert nog steeds. Ook bijzonder: aan het eind zingen er mensen uit de zaal (van Capella Breda) mee in het koor, zodat het geluid opeens van alle kanten komt. Ik zag het in het Chassé theater in Breda, als laatste van een reeks voorstellingen. Als er weer een reeks komt een regelrechte must om te gaan zien. Ontroerend en diepzinnig muziektheater, het is lang geleden dat ik zo iets moois heb gezien in het theater.
Arko Oderwald