Literatuur en Geneeskunde

Ziekte door andere ogen

Ter plekke. Interessante medisch-literaire plaatsen in Europa

In deze rubriek staan beschrijvingen van allerlei plaatsen in Europa die medisch-literair interessant zijn. Elke twee weken, alternerend met Scoop, verschijnt er op zaterdag een nieuwe aflevering. De tekst is ook als pdf down te loaden, zie onder het bericht. Eerdere posts staan onder het laatste bericht. Commentaar, vragen, tips, kritiek en lof kunnen worden gestuurd naar Arko Oderwald: website@litmed.nl

27 September 2025
Ter Plekke – Lissabon – Twee romans die zich in Lissabon afspelen

1.Pascal Mercier – Nachttrein naar Lissabon
Plaats: Kirchenfeld Brücke, Bern, Zwitserland en Lissabon
Kosten: geen

Een van mijn favoriete wandelingen in Bern is het langzaam naar beneden lopen over de overdekte Kramgasse en vervolgens de Gerechtigkeitsgasse. Vlak voor de brug over de Aare die leidt naar de beroemde berenkuil, die gelukkig geen berenkuil meer is, daal je links van de weg af naar de oever van de Aare. Je kunt de weg volgen, maar ook een overdekte trap nemen. Beneden aangekomen loop je langs huizen die af en toe te lijden hebben onder een extreem hoge waterstand van de Aare, die tamelijk woest hier stroomt. Uiteindelijk kom je op een weg direct langs de Aare en loop je op de Kirchenfeldbrücke af. Deze brug werd in 1883 geopend, aanvankelijk alleen voor paardenverkeer en voetgangers. Nu rijden er auto’s en trams overheen, en dus is de brug meerdere keren versterkt. De brug is 37 meter hoog.

Het is niet zo goed te zien, maar aan de zijkanten van de brug hangen netten, om te voorkomen dat mensen naar beneden springen.

En die mogelijkheid van suïcide is de start van een wereldberoemde roman van Pascal Mercier, Nachttrein naar Lissabon. De hoofdpersoon is de eigenaardige leraar klassieke talen Raimund Gregorius, 59 jaar oud.

De dag waarna in het leven van Raimund Gregorius niets meer zou zijn als ervoor, begon als talloze andere dagen. Hij kwam om kwart voor acht van de Bundesterrasse en liep de Kirchenfeldbrücke op die van het stadscentrum naar het gymnasium leidt. Dat deed hij elke werkdag als er school was en het was altijd kwart voor acht. Toen de brug een keer was afgesloten maakte hij even later tijdens de Griekse les een vergissing. Dat was nooit eerder voorgekomen en het kwam daarna ook niet meer voor. De hele school sprak dagenlang alleen over die vergissing. Hoe langer de discussie erover aanhield des te talrijker werden degenen die ervan overtuigd waren dat ze de leraar verkeerd hadden verstaan. Ten slotte kreeg die overtuiging ook bij de leerlingen die erbij waren geweest de overhand. Het was domweg ondenkbaar dat Mundus, zoals iedereen hem noemde, in het Grieks, het Latijn of het Hebreeuws een vergissing maakte.

Op de brug lijkt een jonge vrouw over de railing te willen stappen. Hij spreekt haar aan en ze gaat met hem mee naar de school, woont een les bij en verdwijnt weer. Op de brug schreef zij een telefoonnummer dat zij perse wilde onthouden op zijn voorhoofd. Hij weet dat zij Portugees is en gaat naar een boekhandel en vindt daar een boek van een Portugese dokter, Amadeu Prado. Hij leest het en is zo geïntrigeerd dat hij per acuut alles achter zich laat en de nachttrein naar Lissabon neemt. Daar komt hij aan op het station Santa Apolónia. Op de omslag van het boek is echter het Rossio station afgebeeld.

De romans of de poëzie die we tot nu toe bespraken zijn in hun ontstaan verbonden met Lissabon. Maar hoe belangrijk is Lissabon voor Nachttrein naar Lissabon? Deze vraag is nog niet zo eenvoudig te beantwoorden. Gregorius heeft een hotel in Lissabon, loopt inderdaad door Lissabon en neemt de ferry naar de andere kant van de Taag. Hij neemt er de tram, onder andere naar Belem.

Met de honderd jaar oude tram van Lissabon reed Gregorius terug naar het Bern van zijn jeugd. De tramwagon, die hobbelend, schuddend en bellend door de Bairro Alto reed, leek zich in niets van de oude tramwagons te onderscheiden waarmee hij, toen hij nog gratis mocht reizen, urenlang door de straten en straatjes van Bern had gereden. Hetzelfde soort banken van gelakt hout, hetzelfde belkoord naast de lussen die aan het plafond bungelden, dezelfde metalen arm die de bestuurder hanteerde om te remmen en op te trekken en waarvan Gregorius de werkwijze nog even weinig begreep als destijds. Op een bepaald moment, toen hij al de pet droeg van leerlingen van de onderbouw van het gymnasium, waren de oude trams door nieuwe vervangen. Die maakten minder lawaai en reden veel soepeler, de andere leerlingen vochten erom in die nieuwe tram te mogen rijden en menigeen kwam te laat op school omdat hij op een van de nieuwe wagens had gewacht. Gregorius had het niet durven zeggen, maar het ergerde hem dat de wereld veranderde.

Hij leert razendsnel Portugees, hoewel er ook momenten zijn dat hij er weer helemaal niets van verstaat. Dat laatste is wel opvallend, want hij kan het Portugese boek al vrij snel goed lezen zonder enige kennis van het Portugees.

Hij gaat als boekenman natuurlijk ook naar boekhandels, waar hij de Portugese literatuur ontdekt.

Met beide boeken onder zijn arm liep Gregorius naar de andere kant van de winkel, waar de literatuur stond. Luis Vaz de Camóes; Francisco de Sá de Miranda; Fernäo Mendes Pinto; Camilo Castelo Branco. Een heel universum waarover hij nog nooit iets had gehoord, ook niet van Florence. José Maria Eça de Queirós, O crime do padre Amaro. Aarzelend, alsof het om iets verbodens ging, trok hij het boek uit de kast en deed het bij de twee andere. En toen opeens stond hij ervoor: Fernando Pessoa, O livro do desassossego, Het boek der rusteloosheid. Eigenlijk was het ongelooflijk, maar hij was naar Lissabon gegaan zonder eraan te denken dat hij naar de stad van de assistent-boekhouder Bernardo Soares ging, die op de Rua dos Douradores werkte en vanuit wie Pessoa gedachten opschreef die eenzamer waren dan alle gedachten waarvan de wereld vóór hem en ná hem ooit had gehoord.

Hij leert Lissabon kennen door boeken, zoveel is wel duidelijk.

Gregorius bleef lang in het antiquariaat. Een stad leren kennen door middel van de boeken die je er aantrof – zo had hij het altijd gedaan. Zijn eerste buitenlandse reis als student was naar Londen geweest. Op de boot terug naar Calais had hij beseft dat hij tijdens de drie dagen behalve de jeugdherberg, het British Museum en de vele boekhandels in de buurt daarvan, zo goed als niets van de stad had gezien.

Hij komt door allerlei toevalligheden op het spoor van de geschiedenis achter het boek. Hij ontdekt waar dokter Prado woonde, Rua Luz Soriano vlakbij het Praça Luis de Camões en hij ontdekt waar de boezemvriend van dokter Prado nog steeds werkt, de apotheek in de Rua dos Sapateiros, in de Baixa.
En tenslotte leert hij over de Portugese dictatuur, hoewel het boek daarover het enige boek is dat hij niet kan vinden.

Maar maakt dat alles deze roman een Lissabonse roman? Daar is wel wat op af te dingen. Zo wordt Lissabon nergens in detail beschreven. Bijvoorbeeld de bovengenoemde twee straten worden alleen bij naam genoemd. Een verdere beschrijving wordt niet gegeven. Het zijn bijvoorbeeld heel smalle straten, hetgeen zeker bij het huis van de dokter niet helemaal klopt met de indruk van het huis. Bij beide huizen staat Gregorius er tegenover op een afstand toe te kijken, en dat kan helemaal niet, daarvoor zijn de straten veel te smal. Maar goed, het is natuurlijk niet zo belangrijk voor het verhaal of de beschrijving overeenkomt met de werkelijkheid.
Over de Portugese dictatuur, die een belangrijke rol speelt in het boek, komen we eigenlijk ook niet zoveel te weten. Mijn vriendin Inez uit Lissabon diskwalificeert de roman op dit punt zelfs volledig. Het belangrijkste kritiekpunt is dat de dictatuur zich vooral als een probleem van het verleden presenteert, terwijl, zeker op het moment waarop het verhaal speelt, dat zeker niet het geval was. Dat is de reden waarom Saramago Portugal verliet, precies in de tijd dat deze roman speelt.

Lissabon is dus niet bepalend als Lissabon aanwezig, maar wel als een vreemde stad.

Prado ging dus telkens weer op de traptreden van zijn school zitten en stelde zich voor hoe het zou zijn geweest een heel ander leven te leiden. Gregorius dacht aan de vraag die Silveira hem had gesteld en waarop hij het eigengereide antwoord had gegeven dat hij het leven had geleid dat hij wilde. Hij merkte dat het beeld van de twijfelende arts op de bemoste traptreden en de vraag van de twijfelende zakenman in de trein iets bij hem teweeg hadden gebracht wat de veilige, vertrouwde straten van Bern nooit bij hem teweeg hadden kunnen brengen.

Nachttrein naar Lissabon is immers in hoofdzaak het verhaal van een saaie, 59-jarige boekenman en leraar die plotseling zich de vraag stelt op dit leven inderdaad alles is wat er is. Hij leest in het boek van Prado, die behalve arts ook heel wijsgerig is, het volgende:

Van de duizenden ervaringen die we opdoen, brengen we er hoogstens één ter sprake; citeerde hij. ‘Onder al die verzwegen ervaringen zitten ook die verborgen welke ons leven ongemerkt zijn vorm, zijn kleur en zijn melodie geven.

Hij scheurt zich los uit zijn ijzeren routine in Bern en gaat zonder plan naar een vreemde plaats, Lissabon, op zoek naar die andere ervaringen. Maar Lissabon had ook Tanger kunnen zijn, of Barcelona, of Istanbul, als het maar vreemd is.
Er komt in de roman een moment waarop hij, ook weer in een opwelling, het vliegtuig naar Bern pakt.

Hij was teruggekeerd omdat hij weer op de plaats wilde zijn waar hij de weg kende. Waar hij geen Portugees hoefde te praten, of Frans of Engels.

Maar dan ontdekt hij dat hij nu ook van Bern vervreemd is en keert hij al snel weer terug naar Lissabon en legt de laatste stukjes van de puzzel van het boek van dokter Prado. Daar vindt hij enige rust door.

In de tram naar Belém merkte hij opeens dat zijn gevoelens voor de stad aan verandering onderhevig waren. Tot dusver was de stad uitsluitend de plaats geweest waar hij naspeuringen deed, en de tijd die intussen was verstreken had vorm gekregen door zijn behoefte steeds meer over Prado te weten te komen. Als hij nu door het raam van de tram naar buiten keek, behoorde de tijd waarin de tramwagon piepend en krakend voortsukkelde helemaal toe aan hemzelf, het was gewoon de tijd waarin Raimund Gregorius zijn nieuwe leven leefde. Hij zag zichzelf weer op het tram depot in Bern staan en naar de oude tramwagons informeren. Drie weken geleden had hij het gevoel gehad hier in deze stad door zijn jeugd in Bern te rijden. Nu reed hij door Lissabon en alleen maar door Lissabon. Hij voelde hoe diep in hem iets totaal veranderde.

Je zou dus kunnen zeggen dat de nachttrein naar Lissabon leidt naar een soul-searching in Lissabon, dat de roman draait rond het soul-searching van Raimund en dat Lissabon fungeert als de vreemdheid die daarvoor noodzakelijk is.

2.Erich Maria Remarque – Die nacht in Lissabon

Wat geldt voor Nachttrein naar Lissabon geldt eigenlijk in nog veel sterkere mate voor deze roman van Erich Maria Remarque. Hoewel, de roman speelt zich af in 1942. Dictatoriaal Portugal was neutraal tot op zekere hoogte en fungeerde als vertrekhaven voor boten naar de vrije wereld. Er waren in Lissabon veel vluchtelingen, maar ook Nazi-Duitsers en geallieerden. Daarmee had Lissabon een unieke positie in Europa, en in die zin is Lissabon voor deze roman wel onontbeerlijk.

Hoofdpersonen van de roman zijn een man die twee kaartjes heeft voor de overtocht naar de Verenigde Staten en een man die wanhopig op zoek is naar kaartjes. Ze ontmoeten elkaar en de man met de kaartjes zegt dat hij de kaartjes aan de man zonder kaartjes zal geven als hij zijn verhaal mag vertellen. Dat duurt een hele nacht. De mannen gaan in een café zitten dat de hele nacht open is en rijden en lopen daar naar toe.

We reden om de theatrale coulisse van de Praça do Comercio heen en kwamen wat later terecht in een wirwar van trappen en stegen die naar boven leidden. Ik kende dit gedeelte van Lissabon niet; ik kende zoals altijd voornamelijk de kerken en de musea – niet omdat ik God of de kunst zo beminde, maar eenvoudig omdat ze in kerken en musea niet naar je papieren vroegen. Voor de Gekruisigde en de meesters van de kunst was je nog mens –niet een individu met twijfelachtige legitimatiepapieren.
We stapten uit en liepen langs de trappen en door de kronkelende straatjes naar boven. Het rook er naar vis, knoflook, nachtbloemen, dode zon en slaap. Bij het licht van de klimmende maan doemde het kasteel St. George naast ons op uit de nacht en het licht stortte zich als een waterval trapsgewijs langs de vele treden omlaag. Ik draaide me om en keek naar de haven. Daar beneden lag de rivier en de rivier was de vrijheid, zij was het leven, zij mondde uit in de zee en de zee was Amerika.

De man die de kaartjes heeft vertelt hoe hij, als een door de Nazi’s gezochte persoon, heeft geprobeerd om zijn vrouw uit Duitsland te krijgen. Hij wordt achterna gezeten door de broer van zijn vrouw, een fanatieke nazi. Na omzwervingen in Duitsland, Zwitserland en Frankrijk lukt het hem aan de broer te ontkomen en met zijn vrouw naar Spanje te vluchten om vervolgens door te reizen naar Portugal.

In het café waar de mannen zitten, zitten ook Engelsen en Duitsers, die ruzie met elkaar krijgen. De mannen besluiten halverwege het verhaal naar een ander café te gaan.

Wij gingen naar buiten en de nacht was prachtig. Er stonden nog sterren aan de hemel, maar aan de einder lagen de zee en de ochtend reeds in een eerste, blauwe omhelzing; de hemel was hoger geworden en de geur van zout en bloesem was sterker dan tevoren. Het zou een heldere dag worden. Overdag heeft Lissabon iets naïef-theatraals, dat je betovert en inspint, maar ’s nachts is het het sprookje van een stad die in terrassen met alle lichtjes aan naar de zee afdaalt als een feestelijk getooide vrouw die zich over haar donkere geliefde buigt.

Daar vertelt de man met de kaartjes dat al die tijd zijn vrouw leed aan terminale kanker. Zij hield het lang voor hem verborgen, maar uiteindelijk moest zij het wel vertellen. Zij redt het tot Lissabon, maar daar overlijdt zij. Dat is de reden waarom hij zijn kaartjes wil weggeven aan iemand die ze harder nodig heeft; hij wil in het vreemdelingenlegioen gaan.

Het is een aangrijpend en treurig vluchtverhaal, waarvan er vele zijn verteld in de literatuur. En dit verhaal speelt zich af in Lissabon, maar tegelijkertijd zijn de bovenstaande twee citaten de enige citaten waarin Lissabon wordt beschreven. Toch, met enige overdrijving, geven deze twee citaten een rijker beeld van Lissabon dan alle citaten uit Nachttrein naar Lissabon waarin sprake is van een beschrijving van Lissabon. In die roman fungeert Lissabon vooral als symbool voor vreemdheid. Dat had ook een andere stad kunnen zijn. Voor het verhaal van Remarque is Lissabon, anders dan in het verhaal van Mercier, wel noodzakelijk. Lissabon was in 1942 een van de weinige steden in Europa waar vluchtelingen nog aan Europa konden ontsnappen. Maar dat gezegd hebbende is Lissabon verder vrijwel afwezig in de roman.
Uiteraard, dit is een enigszins zwart-witte conclusie, maar niet onlogisch volgens mij.

Hier is de pdf.

13 September 2025
Ter Plekke – Lissabon – José Saramago
Plaats: R. dos Bacalhoeiros, Fundação José Saramago
Kosten: 4 euro.

We staan vlak bij de Taag op R. dos Bacalhoeiros en voor een olijfboom. Die olijfboom staat hier niet zomaar. Onder die boom ligt José Saramago, althans zijn as. Naast de boom de tekst

Mas não subiu para as estrelas s’e a terra pertencia, vrij vertaald :

Maar hij steeg niet op naar de sterren als de aarde hem toebehoorde

De boom staat voor het huis waarin de Fundação José Saramago is gevestigd, een biografisch museum gewijd aan José Saramago. Het huis is een gerestaureerd 16e eeuws pand, het Casa dos Bicos. Het museum geeft een mooi inzicht in het leven van José Saramago.

Lissabon was de stad van Nobelprijswinnaar Saramago, alhoewel hij hier niet geboren is. De steden in zijn romans zijn alleen niet altijd 1 op 1 herleidbaar tot Lissabon. En dat heeft een reden denk ik, want Saramago was niet on speaking terms met de machthebbers. Geboren in 1922 en overleden in 2010 heeft hij zowel de dictatuur als de tijd na de dictatuur meegemaakt. Anders dan Lobo Antunes kwam Saramago niet uit een gegoede familie, maar uit een dagloners familie. Hij werkte als mecanicien en later als journalist. Zijn eerste roman was geen succes en toen bleef het 20 jaar stil. Pas in 1980 werd hij als schrijver bekend met een roman over het harde leven op het platteland, waarin zijn communistische sympathieën duidelijk doorklinken. In deze roman ziet ook de typische Saramagostijl voor het eerst het daglicht. Er is weinig wit op de bladzijde, de alinea’s zijn lang, de dialogen zijn achter elkaar doorgeschreven, waarbij alleen een komma en een hoofdletter aangeeft dat de spreker wisselt. Interpunctie is vreemd. Dat geeft een dwingend ritme.

Waarheen, maar het antwoord kwam eerder, nog aarzelend, onzeker, Naar een hotel, Welk, Weet ik niet, en op hetzelfde ogenblik dat hij dat zei, Weet ik niet, wist de reiziger wat hij wilde, met zulk een vaste overtuiging dat het leek alsof hij de hele reis over die keuze had nagedacht, Een dat dicht bij de rivier ligt, hier beneden, Dan komt alleen het Bragança in aanmerking, voor in de Rua do Alecrim, ik weet niet of u dat kent, Het hotel kan ik me niet herinneren, maar de straat ken ik ja, ik heb in Lissabon gewoond, ben Portugees, O, bent u Portugees, ik dacht Braziliaan, zoals u praat, Valt dat dan zo op, Nou ja, opvallen, je hoort het, Ik ben zestien jaar niet meer in Portugal geweest, Dat is lang, er is een hoop veranderd in die tijd, en op die woorden zweeg de chauffeur abrupt.
(Het jaar van de dood van Ricardo Reis)

En tenslotte is er een sterk magisch realisme in veel van zijn romans. Dat laatste geeft wellicht ook een duidelijke reden waarom er in zijn romans wel steden voorkomen die op Lissabon lijken, maar Lissabon toch niet zijn. Zijn romans zijn vaak parabels met een algemene boodschap en kunnen zich dus overal afspelen.

Zoals gezegd lagen Saramago en de machthebbers elkaar niet. Dat is niet alleen tijdens de dictatuur zo, maar ook na de dictatuur. Deze dictatuur eindigde weliswaar vrijwel zonder bloedvergieten, de anjerrevolutie, maar ook zonder het afleggen van verantwoording. De beulen van de dictatuur werden niet gestraft. Zonder bloedvergieten klinkt natuurlijk mooi, maar veel aangedaan leed bleef zo ongestraft en had zo ook de kans dat het onderhuids bleef door etteren. Saramago verliet daarom Lissabon en Portugal en ging op het (Spaanse) Lanzarote wonen.

Zijn beroemdste roman is ongetwijfeld De stad der blinden.

Er is een plotselinge epidemie van acute blindheid. De mensen bewegen zich door de stad in rijtjes die elkaar vasthouden, zoals in het schilderij van Breugel.

Pieter Bruegel: De parabel der blinden. Museo di Capodimonte, Napels.

Al snel blijkt hoe dun ons laagje cultuur is bij een bedreigende besmettelijke ziekte. Iedereen wordt aan zijn lot overgelaten. De kracht van het verhaal zit in de gedachte dat zoiets ons allemaal kan overkomen, en niet alleen de mensen uit Lissabon. Maar een epidemie is geen magisch realistisch element, zoals de COVID periode duidelijk maakte. Tijdens onze COVID periode werden er vaak romans genoemd die zoiets al beschreven hadden, en dan scoorde De pest van Albert Camus hoog. Maar Nemesis van Philip Roth komt dichterbij en ook De stad der blinden komt dichtbij als het gaat over het handelen van de overheid, ook al is dat bij Saramago veel onbarmhartiger en gewelddadiger.

Dat magisch realistische karakter van de boeken van Saramago is soms ook echt onwaarschijnlijk, maar toch overtuigend. Zo wordt in Het schijnbestaan bij de bouw van een supermarkt de grot van Plato ontdekt, en stopt in Het verzuim van de dood de Dood zijn werk te doen. Mensen in het niet nader gespecificeerde land sterven niet meer. Voordat je denkt hoera: mensen die op sterven liggen lijden nog wel, maar sterven niet meer. Als men deze mensen de grens van het land over brengt, sterven zij wel. Levensverzekeringsmaatschappijen zijn blij, zij hoeven niets uit te keren. De kerk vindt het een schandaal, want de kerk bestaat vanwege het feit dat er een hiernamaals beloofd wordt, een eeuwig leven, of dat nu hemel of hel is.

Saramago schrijft parabels met een algemene boodschap, vandaar dat het expliciete Lissabon niet nodig is. Dat wil zeggen, meestal. Eerder schreef ik over Pessoa en de roman van Saramago Het jaar van de dood van Ricardo Reis. In die roman speelt het echte Lissabon wel een rol.
Ricardo Reis komt naar Lissabon na de dood van Fernando Pessoa. Reis is één van de heteroniemen van Pessoa. Hij is een Braziliaanse dokter die gedichten maakt. Bij aankomst in Lissabon neemt hij zijn intrek in hotel Bragança, Rua do Alecrim.

Het hotel staat er nog steeds, maar het heeft nu wel een andere naam. Van daaruit wandelt Reis door de omgeving, met het Praça de Luis Camões als centrum. Uiteindelijk vindt hij aan dat plein ook werk als dokter. Reis verblijft een tijdje in het hotel, maar verhuist dan naar Rua de Santa Catharina, vlakbij het mirador met dezelfde naam.

Luttele minuten later stond Ricardo Reis op Alto de Santa Catarina. Naast elkaar op een bank zaten twee oude mannetjes naar de rivier te kijken, ze draaiden zich om toen ze voetstappen hoorden en de een zei tegen de ander, Verhip, dat is die ene kerel die drie weken terug ook hier was, hij hoefde geen nadere bijzonderheden te verstrekken, de ander vulde meteen aan, Die met die juffrouw, er zijn intussen hopen andere mannen en vrouwen hier langsgelopen of blijven staan, maar de oudjes weten exact over wie ze het hebben, het is een vergissing te denken dat je met de ouderdom je geheugen verliest, dat alleen het oudste geheugen intact blijft en geleidelijk bovenkomt, als verborgen boomkruinen wanneer na een overstroming het water zakt, er is één verschrikkelijk geheugen op hoge leeftijd, dat van de laatste dagen, het laatste beeld van de wereld, het laatste moment van het leven

Het is niet ver van het hotel, via het Praça de Luis Camões volgen we de gele tram de Rua do Loretto in. Na een tijdje aan onze linkerhand het bovenstation van een van de drie kabeltrammetjes die Lissabon rijk is. Een van de andere trammetjes kwamen we al tegen in de eerste aflevering. De derde kabeltram is onlangs rampzalig verongelukt. Even na de kabeltram linksaf slaan, de Rua Marechal Sandanha. Aan het eind van de straat is het Pharmacia museum, een museum over de geschiedenis van de farmacie in Portugal. Geen spectaculair museum, maar wel een degelijk overzicht.

Naast het museum is het restaurant Pharmacia, met lekker eten in Pharmacia stijl, met veel farmaceutische kasten in de zaal en farmaceutische accessoires op tafel. Wel reserveren van te voren (en hopen dat je antwoord krijgt).

Dan nog even kijken op het Mirador Santa Catharina naar het uitzicht. Hier komt Ricardo Reis te wonen, en ook hier weer een Luis de Camões uitzicht: een standbeeld van een mythische held uit zijn werk: Adamastor

Van hieruit is het niet ver lopen naar de Rua da Esperança, waar Saramago op nr 76 woonde. In het restaurant Varina da Madragoa, Rua das Madres 34 kwam Saramago regelmatig om te eten.

Wij zijn bijna aan het einde van onze Saramago wandeling. Maar om zijn eerste roman te eren, die zich in de Alentejo afspeelt, gaan we avondeten In het Casa de Alentejo. Vanaf de Praça Santa Catharina lopen we weer terug omhoog en slaan boven rechtsaf, wederom naar het Praça de Luis Camões. We lopen rechtdoor en bij Café Brasilia, waar Fernando Pessoa nog steeds zit, gaan we de metro in en komen we er beneden in de Baixa weer uit. Linksaf naar het Rossio en dan rechts van het Teatro Nacional langs lopen om vervolgens de Rua das Portas de Santo Antão in te lopen. Op nummer 58 is het Casa de Alentejo.

Het Casa do Alentejo is aan de buitenkant nu niet bepaald opvallend. Wie een restaurant zoekt loopt er waarschijnlijk aan voorbij. Maar eenmaal binnen verandert dat. Het lijkt wel een heel oud Moors gebouw.

Maar dat is allemaal nep. Het gebouw stamt uit het eind van de 17e eeuw, maar werd in het begin van de 20e eeuw geheel gerenoveerd tot de huidige staat. Er was een casino in gevestigd. In 1939 werd het een cultureel centrum voor de Alentejo streek, en dat is het tot op de dag van vandaag. Een congrescentrum, een restaurant, een café en een verkooppunt van artistieke producten uit de streek.

Boven zien we de congreszaal. Daarnaast uitstekend eten in een oude eetzaal met veel tegels aan de muur.

Wel reserveren van de te voren, het is een gewild restaurant.

Hier is de pdf van deze aflevering

Arko Oderwald

30 Augustus 2025
Lissabon – Ter plekke – Herman de Coninck
Plaats: R. Marquês Sá da Bandeira 74, 1050-165 Lisboa
Kosten : gratis
Hoe kom je daar: Metro Azul (blauwe lijn) station Praça de Espanha of São Sebastião.

De R. Marquês Sá da Bandeira is nu niet bepaald een aansprekende straat in Lissabon. Voor een toerist lijkt er hier niets te zoeken. Onzichtbaar op de foto is links van de weg een lange muur die de grens vormt met de Jardim da Fundação Calouste Gulbelkian, de prachtige tuin van het Gulbenkian museum, dus misschien loop je door deze straat om naar deze tuin of naar het museum te gaan.

Wat op de foto misschien opvalt is het tafeltje met de stoelen rechts van de groene uitbouw van het restaurant. Die staan namelijk precies bovenop een gedenksteen. En het is deze gedenksteen die sommigen zal bewegen om door deze straat te lopen.

Op 22 mei 1997 stierf Herman de Coninck (Mechelen, 1944) hier op de stoep van de R. Marquês Sá da Bandeira in Lissabon aan een massaal hartinfarct. Hij was maar 53 jaar oud en op weg naar een literair congres. Onder auspiciën van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds werd van woensdag 21 tot zondag 25 mei te Lissabon een manifestatie gehouden ter promotie van de ‘Literature Contemporanea da Flandres e dos Paises Baixos’.
Andere schrijvers, zoals Hugo Claus, Anna Enquist en Connie Palmen waren er zelf bij toen de Coninck hier, op de stoep, overleed.

v.l.n.r. Tessa de Loo, Magda van den Akker, Herman de Coninck, Gerrit Kouwenaar, Margriet de Moor, Adriaan van Dis, Anna Enquist, Connie Palmen, Hugo Claus, Mirjan van Hee, achter haar Gerrit Komrij.

Rutger Kopland, een goede vriend en dichter die destijds niet in Lissabon was, schreef

‘Kaart van een Grieks eiland’.

Herman, ik had je nog een kaart willen schrijven,
zo’n lullige ansicht, voorzien van een grap
over, nou ja, je weet wel waarover,

maar ik hoorde dat je al dood was
voor ik een grap had gevonden.

Ik leef nog, ons gesprek is niet af,
maar ik leef deze laatste dagen gebogen, over woorden
die ik doorstreep, weer opschrijf –

Waar hadden we het over, waar
waren we gebleven, zonder de dood te verwachten
schrijf je geen poëzie, daar waren we
het hartroerend over eens,

poëzie was geluk, het geluk om een paar woorden
te vinden die even bij elkaar wilden horen
voor de dood ons kwam halen,

een grap, een zorgvuldig verzwegen grap
om de dood, deze doorstrepen en weer opschrijven,
zo was poëzie.

Ik zal je dus nooit meer zien.

Ik leef deze laatste dagen gebogen, voor dat alles,
voor dat verlegen lichaam, dat weemoedige hoofd
waarmee je sprak, voor dat alles
levend wordt begraven,

ik bedoel, ik leef gebogen over die kaart,
je weet wel, zo’n veel te blauwe zee,
zo’n veel te blauwe hemel:
Happy days in Greece.

De Coninck was een zeer geliefde Vlaamse dichter, hij schreef herkenbaar en glashelder over dagelijkse dingen én over de grote thema’s als liefde en dood. Dat maakt zijn poëzie tijdloos. In letterkundig jargon behoorde hij tot de ‘nieuw realisten’, maar hij zou daar waarschijnlijk zelf om moeten lachen, als dichter van de paradoxen, de omkering, het niet en het verdwijnen.

[…]
Misschien leerde ik het van mijn moeder.
‘Jongen, je weet wel,’ zei ze toen ik ging trouwen.

Ik heb er bundels en vrouwen
over gedaan om zo weinig te zeggen.
Om het geinige af te leren, vervolgens
het chagrijnige, om ten slotte thuis
te komen in het weinige.

Van de lenige liefde in de enige.

Uit: Vingerafdrukken

Zijn werk was ook (gedeeltelijk) in het Portugees vertaald.

In aanvulling op zijn omvangrijk oeuvre aan gedichten, verscheen na zijn dood ‘Onder literatoren’, waarin zijn interviews met andere schrijvers, zoals Paul de Wispelaere, Rutger Kopland, Gerard Reve en vele anderen werden gebundeld. Deze interviews stamden uit zijn tijd als journalist bij het Vlaamse blad Humo. Later zou hij Humo verlaten en het Vlaams Wereldtijdschrift oprichten.
Ook verscheen een baksteendik brievenboek, getiteld ‘Een aangename postumiteit’ dat enigszins leest als een biografie van de jaren 1965-1997. In dat boek is ook de volgende fax opgenomen

Aan Kristien Hemmerechts
Woensdagnacht halftwee 22 mei ‘97

Poes,
Het is hier leuk en de mensen zijn aardig – maar ik mis je. Ik heb hier niemand om “weet je nog…” tegen te zeggen.
Vanavond zijn we lekker gaan eten in een nieuwe wijk, een soort Lissabon Zuid, aan de Taag, onder een gigantische (xxx) Kristus aan de overkant. Ouwe havenloods tot restaurant omgebouwd. Daarna nog iets gaan drinken in een vreselijk gore buurt, leek het, in een soort gelijkvloerse loft: prachtig
Heb morgenochtend voor de krant een interviewtje in het Engels over mijn poëzie. Ben benieuwd. Zondagavond zou Veerle Claus ons van Zaventem kunnen ophalen.

Poes, ik zie je graag en ik mis je. Kusjes.

Herman

Het betreft hier een fax, geschreven woensdagnacht 21/22 mei en op donderdag 22 mei om 10.06 uur (lokale tijd) verstuurd vanuit Lissabon, vlak voor zijn dood.

De gigantische Kristus waar Herman hier over spreekt staat niet in Lissabon, maar in Almada. Dictators kunnen niet groot genoeg denken, zo ook dit beeld in opdracht van de dictator Salazar. Met de sokkel mee 75 meter hoog, het beeld zelf is 28 meter hoog. Groot genoeg dus om Lissabon in de gaten te houden en om vanuit Lissabon goed gezien te worden. Niet origineel overigens, het voorbeeld staat in Rio de Janeiro.

Wel een interessant plaatje, de 25 April brug, ter ere van de revolutie die de dictatuur verdreef, in één beeld met de Salazar nalatenschap.

Terug naar Herman de Coninck. In 2017 is er een echte biografie verschenen, ‘Toen met een lijst van nu errond’. Het meest indringende boek over Herman de Coninck is en blijft echter ‘Taal zonder mij’, geschreven door zijn vrouw Kristien Hemmerechts, waarin ze de autobiografische sporen in zijn gedichten zoekt en analyseert.

Dus als je toch naar het museum en de tuin gaat, loop even langs deze gedenktegel, sta even stil, en laat tot je doordringen welke schat aan taal hier eindigde.

Aafke de Groot en Arko Oderwald

Bronnen:
Hugo Brems (red) Herman de Coninck. De gedichten I en II. De Arbeiderspers, 1998
Christien Hemmerechts. Taal zonder mij. Atlas, 1998
Thomas Eyskens en Piet Pyriens. Onder literatoren. De Arbeiderspers, 2022
Annick Schreuder (red.) Een aangename postumiteit. De Arbeiderspers, 2004
Thomas Eyskens. Toen met een lijst van nu errond. De Arbeiderspers, oktober 2017
Rutger Kopland. Kaart van een Grieks eiland. Uit: Tot het ons loslaat, van Oorschot, 1997.

Hier is de pdf

16 Augustus 2025

Ter plekke – Lissabon – António Lobo Antunes
Plaats: Hospital Miguel Bombarda
Hoe kom je daar: Metro gele lijn, station Picoas.
Kosten: geen

We zijn net uitgestapt uit de metro bij station Picoas, gele lijn. Verzamelplaats is de Kiosk. Dat is in dit geval ook toepasselijk, want de geschiedenis van de kiosken in Lissabon loopt gedeeltelijk samen met de geschiedenis van de schrijver die hier centraal staat: António Lobo Antunes.

De Quiosques vindt je nu overal in Lissabon. Er zijn er zo’n 70 verspreid over de hele stad. De eerste kiosk zou in 1869 zijn geopend. Er zijn er in alle kleuren en maten, maar allemaal hebben ze zes kanten en een koepel die zou verwijzen naar de Moorse tijd in Lissabon, die bijna 700 jaar duurde. Meestal zijn ze groen, zoals in de bovenstaande foto, de kiosk bij het standbeeld van Camões. Je kunt er koffie krijgen, wijn, een hapje – hartig en zoet. Rond 1930 kwam Salazar en de dictatuur aan de macht. Omdat de kiosken leidde tot samenscholingen op straat – ook nu staan er vaak lange rijen – werden ze op last van Salazar gesloten. De dictatuur verdween in 1974. In 2009 werden de Quiosques nieuw leven ingeblazen, en met een groot succes.

Dat de dictatuur de kiosken verbood was maar een klein rimpeltje in de geschiedenis van de Portugese dictatuur. Vrijwel geen enkele Portugese schrijver kon zich aan deze dictatuur onttrekken, ook António Lobo Antunes niet. Lobo Antunes is arts en moest gedwongen werken in Angola en Mozambique, twee voormalige koloniën van Portugal. Na zijn terugkeer in Portugal werd hij psychiater.

Zijn romans gaan vaak over de geschiedenis van Portugal voor en na de anjerrevolutie. Voorbeelden daarvan zijn Fado Alexandrino en Preek tot de krokodillen. Later schreef hij in meer algemene zin over de condition humaine.

We zijn hier bij deze kiosk

om een kijkje te gaan nemen bij het ziekenhuis waar hij psychiater was en waar hij een roman over geschreven heeft. We zijn in een gedeelte van Lissabon met moderne gebouwen, niet erg aantrekkelijk.

We lopen de R. Tomás Ribeiro in. Al snel komen we bij een park aan het Praça José Fontana. Aan de andere kant van het park ligt het Liceu Camões, gesticht in 1910/11, met als nieuwigheid dat het een gymnastiekzaal had. Mens sana in corpore sano. We volgen de R Gomes Freire en na de R. Bernardim Ribeiro lopen we onderaan een heuvel met daarop een muur en op de muur een hoog hek. Daarboven ligt het Hospital Miguel Bombarda. Weglopen is daar niet alleen verboden, maar ook vrijwel onmogelijk. Het was een psychiatrische inrichting.
Miguel Bombarda was psychiater en republikein. Geboren in Rio de Janeiro in 1851, in 1910 gedood door een patiënt, 2 dagen voordat een door hem heftig nagestreefde revolutie de laatste Portugese koning ten val bracht.

Naar hem is dit psychiatrische ziekenhuis vernoemd. Lobo Antunes kwam hier te werken. Hij beschrijft dat in één van zijn eerste romans.

In Reis naar het einde uit 1980, reist een psychiater van zijn vakantieadres in de Algarve alleen terug naar Lissabon. De volgende dag moet hij weer naar zijn werk in de psychiatrische inrichting. Zijn vrouw heeft hem verlaten en nam zijn twee dochters mee, maar dat weerhoudt hem er niet van om af en toe het woord te richten tot een van zijn dochtertjes op de achterbank. Toen hij haar een keer meenam naar de psychiatrische inrichting wil ze niet mee naar binnen, het is er te eng.
Al rijdende komen er allerlei herinneringen naar boven aan de gruwelijkheden van zijn (gedwongen) oorlogstijd in Angola, zijn mislukte huwelijk en zijn werk als psychiater. De herinneringen vermengen zich associatief met elkaar tot een massale aanklacht, maar ook tot frustratie over zijn eigen onvermogen om hier op een goede manier mee om te gaan.
In de inrichting worden mensen opgenomen die gevaarlijk voor zichzelf of anderen zijn maar ook mensen die totaal ongevaarlijk zijn. Ze worden vrijwel allemaal op dezelfde manier behandeld: met neuroleptica in de billen om ze rustig te houden.
In de oorspronkelijke Portugese titel van Reis naar het einde staat het woord inferno, en het is jammer dat dat woord in de Nederlandse titel ontbreekt, want de roman beschrijft de hel. En voor Antunes is die hel vooral in de inrichting en niet in de oorlog in Angola. Een citaat uit deze roman:

En pas in 1973, toen ik aankwam in Hospital Miguel Bombarda, om daar te beginnen aan een lange reis door de hel, stelde ik vast dat de nacht inderdaad weg is uit de stad, dat hij zich van pleinen en kerkhoven en uit straten en parken heeft teruggetrokken en weggekropen is in de hoekjes van de zalen van dat ziekenhuis, net als de vleermuizen, in de plafondlampen en de kaduke medicijnkasten, in de apparaten voor het toedienen van elektroshocks, in de emmers met verband, de dozen met spuiten, tot de patiënten zwijgend terugkeren uit de eetzaal en in de verveloze ledikanten kruipen, waarna de verpleeghulp op het lichtknopje drukt en dat licht het walgelijke vilt van zijn vleugels, het walgelijke, plakkerige vilt van zijn vleugels uitspreidt over de mannen, die er tussen de lakens met onbedwingbare walging naar staren. De nacht die wegtrekt uit de stad lag op het geknikte gezicht van de patiënt die zich achter de garages had opgehangen, wiens kapotte gymschoenen lichtjes slingerden ter hoogte van mijn kin, lag in de sterfgevallen die ik vaststelde als ik dienst had en het ijskoude diafragma van mijn stethoscoop op borsten drukte die roerloos waren als eindelijk aangemeerde boten, lag
in de ontstelde trekken van de levenden die opgesloten zaten tussen de muren en traliehekken van het gesticht, in het stof op de binnenplaatsen in de zomer, in de gevels van de huizen rondom. In 1973 was ik teruggekeerd uit de oorlog en ik wist alles van gewonden, van het janken van gewonden op de weg, van ontploffingen, schoten, mijnen, van door de explosie van een hinderlaag aan stukken gereten buiken, ik wist van gewonden en vermoorde baby’s, wist van vergoten bloed en heimwee, maar de hel was me bespaard gebleven.

Uit dit citaat blijkt al de grote beeldende kracht van de stijl van Lobo Antunes. Die stijl heeft zich daarna verder ontwikkeld tot een zeer herkenbare en unieke poëtische manier van proza schrijven. Als je er van houdt, en dat geldt lang niet voor iedereen, is elk nieuw boek van hem een feest. Polyfonie, meerdere stemmen die elkaar afwisselen en een spel met de tijd is kenmerkend voor zijn romans. Men zegt dat de enige reden waarom hij geen nobelprijs voor de literatuur heeft gekregen is dat zijn concullega José Saramago deze kreeg. Ook Saramago heeft trouwens een zeer aparte stijl.

Maar goed, wij staan nu onderaan de muur van het Miguel Bombarda ziekenhuis, midden in Lissabon.

We staan beneden op de weg, ongeveer ter hoogte van het ronde gebouw. Dit gebouw uit de het eind van de 19e eeuw was bestemd voor de gevaarlijke patiënten, die hier werden geïsoleerd.

Gelijksoortige gebouwen zijn ook elders in Europa te vinden, zoals de Narrenturm in Wenen en de ronde gevangenissen die waren gebaseerd op het panopticum van Jeremy Bentham. Het verschil hier met dat idee is het ontbreken van de centrale observatiepost, maar die is op een gegeven moment weggehaald. Weer later werd hier een museum voor psychiatrische kunst gevestigd.

Tijd om naar binnen te gaan zult u zeggen. We lopen door op de R Gomes Freire, met de muur aan onze rechter hand. Veel heiligenverering altijd in een katholiek land, we passeren een beeld van Maria da Graça Santos.

Dan slaan we rechtsaf de R Cruz da Carreira in, lopen langzaam omhoog en komen tenslotte uit bij de ingang van het ziekenhuis.

Gesticht in 1848 bleef dit ziekenhuis voor meer dan 300 patiënten in bedrijf tot 2012. Het is nu gesloten, maar er schijnt een heftige discussie gaande te zijn wat er met het gigantische terrein midden in Lissabon moet gebeuren. Een aantal gebouwen hebben erkende historische waarde, zoals het ronde gebouw.

Ik ben hier nu een aantal malen geweest. De eerste keer stond ik voor een gesloten hek. De tweede, derde en vierde keer had ik vooraf het telefoonnummer van het bouwbedrijf laten bellen door een Portugese kennis. Elke keer mocht ik er in, en elke keer was er niemand om op de afgesproken tijd het hek open te doen, of een bewaker die van niets wist. Geen van die keren was er ook maar enige actie op het terrein.
Zeer teleurstellend dus. Wat zou er gebeurd zijn met het museum? We weten het niet. Op facebook staat het museum wel aangekondigd, een bericht uit 2019, maar er onder staat een bericht van iemand die ook voor het hek heeft gestaan denk ik: “does not exist, the guard just unceremoniously ejected me from the campus. Do not waste your time getting here.”

We lopen, een beetje gefrustreerd, weer weg van de ingang, de R. Dr Almeida Amaral af. Onderaan de weg is een klein parkje, het Maria de Lourdes Pintasilgo Park, alweer een heilige trouwens. Daar is een vegetarisch café waar je kunt uitrusten. Wie verder wil lopen gaat naar het vlakbij gelegen Campo dos Mártires da Pátria. Loop door het park en eindig bij het standbeeld van dr Sousa Martins, de dokter uit aflevering 1 van deze serie over Lissabon.

Hier is de pdf van deze aflevering

Eerdere afleverigen hieronder

2 Augustus 2025

Ter Plekke: Lissabon – Jan Slauerhoff
Waar: Praça do Comércio
Kosten: geen

Er zijn een paar plekken in Europa met een groot plein direct aan het water. Vroeger was dit de plaats waar men geïmponeerd aankwam. Het plein in Venetië is wereldberoemd, de pleinen van Triëst en Lissabon wat minder. Het Praça do Comércio in Lissabon ligt ook niet echt aan de zee, hoewel de Taag op deze plaats wel aandoet als een zee.

Het plein is gebouwd na de grote aardbeving die Lissabon trof in 1755. De hele benedenstad van Lissabon werd weggevaagd, mede door de op de aardbeving volgende tsunami en vervolgens een brand. Meer dan 1/3 van de bevolking vond de dood. Deze gebeurtenis wekte in heel Europa afschuw op en gevoelens van verzet tegen deze blinde en verwoestende natuur en werd zo een van de kiemen van de Verlichting.
Markies de Pombal neemt de herbouw op zich en daarom is er nu sprake van het Lissabon van de nauwe een kronkelige straatjes die hoger zijn gelegen en het Lissabon van de rechte lijnen in de benedenstad. Men was de markies eeuwig dankbaar en eerde hem met een beeld van waaruit hij goed kon zien wat hij bewerkstelligd had.

Schuin rechts van het beeld zie je de poort van het Praça de Comércio afsteken tegen de Taag. Aan dit nieuwe, door de markies de Pombal gebouwde plein, waren ooit veel overheidsgebouwen, maar nu zijn er vooral restaurants gevestigd. Hier zat Jan Slauerhoff in 1928 even te genieten, een uitzonderlijk moment in zijn leven. Voor wie het niet weet: Jan Slauerhoff was een Nederlandse scheepsarts en een belangrijk dichter in de eerste helft van de 20e eeuw. Hij leefde van 1898 tot 1936. Hij werd niet oud, al vroeg in zijn leven werd hij geveld door tbc. Hij berichtte vanuit Lissabon het volgende:

‘Praca do Commercio. Wijd, ruim; ruiterstandbeeld voor het verre paleis en daaronder als door een tunnel een twintigsteeeuwse straat met tramway. Sigaretten, koffie, zitten aan de balustrade, uitzien over het plein; in een uur is alle ellende, alle benauwde nachten in de smalle kooi, waaruit het slapend lichaam soms wordt geworpen, vergeten, door de zon, de strakke hemel. De loterijleurder zeurt niet door, maar wijst mij dat ik mijn hoed omgekeerd heb opgezet. Nu, Dagobert deed het met zijn pantalon en hoopte daardoor onsterfelijkheid. (Le bon roi Dagobert/ A mis sa culotte a l’envers.) Dit hoop ik niet van mijn hoed. Maar ik voel me zo dit gezegend uur. Dat is genoeg, lang op zeereis.

Zo verscheen het plein ook in een gedicht.

Na lange dagen door de storm geteisterd
En somtijds uit de kooi gesmakt te zijn,
Door ’t leven van ’t zacht Lisboa nog verbijsterd,
Vind ik mij zitten op het zonnig plein.

Geleund in de uithoek van een balustrade,
Zie ik als over hemelsbreed kozijn
’t Beproefd schip dat klein stilligt aan de kade,
De gele stroom, de kleurge oeverlijn.

Beneden karren raatlen, kranen kreunen,
Hier is het stil, terwijl alleen gitaren
Een oude fado traag en droef opdreunen,
En of karveelen weer de Taag opvaren.

Het beviel Slauerhoff in Lissabon. Ten eerste kwam zijn held, de Portugese dichter Luis de Camões hier vandaan. Slauerhoff was een groot bewonderaar van hem en had ook de beroemde grot van Camões bezocht in Macau

Het leven van Camões boeide hem zo, dat hij er een roman over schreef: Het verboden rijk, die verscheen in 1931. In 1933 verscheen een vervolg: Het leven op aarde.

Slauerhoff maakte in 1928 kennis met Lissabon, op een van de reizen met de Gelria, het schip waarop hij scheepsarts was.

‘Ik bewandel ‘s middags de prado’s
En ‘s avonds hoor ik de fado’s
Aanklagen tot diep in de nacht:
‘A vida e immenso tristura’-

Het leven is immens triest, dat was de andere reden dat Slauerhoff zich thuis voelde in Lissabon. Triestheid was zijn levensgevoel. Die triestheid wordt in Portugal uitgedrukt in het woord Saudade, dat niet zo eenvoudig te begrijpen is. Het drukt nostalgie naar de toekomst en het verleden tegelijkertijd uit, een ambivalent gevoel dat een typisch en moeilijk uit te leggen karakter geeft aan het Portugese leven. En de saudade is volop aanwezig is het levenslied van Portugal: de fado.
Slauerhoff heeft meerdere fado en saudade gedichten geschreven die natuurlijk voor een niet Nederlandse lezer onbegrijpelijk zijn. Maar de nu wereldberoemde Portugese zangeres Christina Branco ontdekte ze, liet ze vertalen en maakte met de vertaalde teksten een fado album: Canta Slauerhoff. Wat zou Slauerhoff daarvan gevonden hebben?

Hier één van deze gedichten, met hier een link naar de uitvoering van Christina Branco

Fado

Ben ik traag omdat ik droef ben
Alles vergeefsch vind en veil;
Op aarde geen hoogre behoefte ken
Dan wat schaduw onder een zonnezeil?

Of ben ik droef omdat ik traag ben
Nooit de wijde wereld inga,
Alleen Lisboa van bij de Taag ken
En ook daar voor niemand besta

Liever doelloos in donkere stegen
Van de armoedige Mourarria loop?
Daar kom ik vele’ als mijzelve tegen
Die leven zonder liefde, lust en hoop.

De fado is de blues van Portugal, zoveel is wel duidelijk. Er is een Fadomuseum in Lissabon, op het adres Largo do Chafariz de Dentro 1, in de Alfama wijk. Daar ook veel aandacht voor de grande dame van de fado, Amalia Rodrigues. Een bezoekje waard, toegang 5 euro.

En je kan ook op verschillende plaatsen live Fadomuziek luisteren. Voor een hele avond eten en muziek kan ik van harte aanbevelen:

Fado ao Carmo
Rua da Condessa numero 52, 1200-122 Lisboa.

Geen podium, de muzikanten staan en zitten vlak bij je, soms participeren er ook gasten (die er natuurlijk wel wat van kunnen). Wel ver van te voren reserveren, het zit altijd vol in een vrij kleine ruimte. 50 euro all-in (de laatste keer dat ik er was).
Kijk op You Tube: https://www.youtube.com/watch?v=nzmVLZ4AJNE

Maar voor nu zitten we nog steeds met Jan Slauerhoff aan het Praça do Comercio te mijmeren over Lissabon, die prachtige stad aan de Taag.

Lisboa

Een stad van grijswitte gebouwen
En halfvoltooide huizen,
Van ruïnes die spoorloos vergruizen
En zuilen die zichtbaar vergrauwen.

En overal zijn nog de puinen
Van de aardbeving openbaar.
Waarom zou men bergen en ruimen?
Onder de aarde dreigt steeds het gevaar.

Paleizen zijn scheef afgesneden,
Van andre ontbreekt een brok muur.

Lisboa bestaat in ’t verleden,
Maar ’t kent geen rust, enkel duur.

Was het ooit aan een stad gegeven
Voort te leven als geest,
Vreemd nu en trouw vroeger gebleven
Na een aschregen op een feest?

Hier een pdf van deze aflevering

Eerdere afleveringen

19 Juli 2025

Lissabon: Fernando Pessoa (2)
Plaats: diverse plaatsen
Duur: Als je deel 1 en deel 2 volgt is de dag bijna gevuld.

Hier kun je de pdf downloaden

  1. Het graf van Pessoa, aanvankelijk
    Plaats: Cemitério dos Prazeres
    Adres: Praça São João Bosco 568, 1350-297 Lisboa.
    Hoe kom je daar: Tram 28E, eindpunt (zo’n beroemde gele tram)
    Openingstijden: 09:00-17:00 (Okt – Apr) tot 18:00 in Mei tot September
    Kosten: geen

Na zijn overlijden werd Pessoa op het Cemitério dos Prazeres begraven bij zijn familie. Een prachtige begraafplaats, maar onder de rook van het vliegveld, zodat er voortdurend vliegtuigen laag over vliegen.

Bij binnenkomst vallen de vele katten op, die hier blijkbaar een goed leven hebben.

Loop je helemaal naar het einde van de begraafplaats dan kijk je uit over een vallei en links de grote hangbrug over de Taag, de 25 April brug.
Een katholieke begraafplaats met veel huisjes, mausoleums. Zo worden er hele dodenstraten gevormd.

Opvallend zijn de ramen, zodat je naar binnen kunt kijken.

Naast de kerk is een ruimte waarin dissecties werden gedaan en daar duikt, een beetje tot mijn verbazing, weer de naam op van dr Sousa Martins, de heilige dokter van Lissabon, als een van de gebruikers op. (zie Ter Plekke 1)

José Saramago, de Portugese winnaar van de nobelprijs voor de literatuur, laat in zijn roman Het jaar van de dood van Ricardo Reis de hoofdpersoon, een alter ego van Pessoa, de Braziliaanse arts Ricardo Reis, het graf van zijn schepper bezoeken op deze begraafplaats.

Saramago beschrijft dat bezoek als volgt:

Toen Ricardo Reis bij het kerkhof arriveerde luidde het klokje in de poort, het klepelde met de klank van gebarsten brons, als een landelijke hoeve in de lome rust van de siësta. Een handkar verwijderde zich met schommelende rouwrabatten, gevolgd door een groep donkere lieden, vrouwen gehuld in zwarte doe¬ken en mannen in trouwpakken, ze droegen witte chrysanten in hun armen, terwijl hele bossen van die bloemen de lijkbaar tooi¬den, zelfs bloemen ondergaan niet allemaal hetzelfde lot. De handkar verdween achter in het kerkhof en Ricardo Reis begaf zich naar de administratie, het dodenregister, om te vragen waar het graf lag van Fernando António Nogueira Pessoa, overleden op de dertigste van de vorige en begraven op de tweede van de huidige maand, opgeborgen op dit kerkhof tot het einde der tij¬den, wanneer God de dichters laat ontwaken uit hun provisori¬sche dood. De ambtenaar beseft dat hij een ontwikkeld, voor¬naam iemand voor zich heeft en legt het volijverig uit, geeft hem de straat, het nummer, want dit is net een stad, meneer, en omdat hij verstrikt raakt in zijn eigen aanwijzingen komt hij achter de balie vandaan, stapt naar buiten en wijst, nu zeer beslist, Die laan daar uit, helemaal, bij de hoek gaat u naar rechts en dan steeds rechtdoor, het graf ligt aan de rechterkant op zo’n tweederde van de straat, maar let u goed op, want het is een kleine steen, je loopt er zo aan voorbij.
(….)
Ricardo Reis is voor¬bijgelopen aan het graf dat hij zocht, er was geen stem die hem riep, Pst, hier is het, en dan zijn er toch nog lui die koppig bewe¬ren dat de doden praten, wee die doden als ze geen plaat hadden, een naam in de steen, een nummer, net als de huisdeuren der levenden, alleen al om hen te kunnen vinden is het de moeite waard geweest dat we hebben leren lezen, stel je een analfabeet voor, een van de vele die wij hebben, je zou hem moeten brengen, tegen hem zeggen, Hier is het, wellicht zou hij je wantrouwig aankijken, zich afvragen of je hem wat wijsmaakt, of hij door jouw vergissing of gemeenheid gaat bidden voor Montecchio terwijl Capuletto daar ligt, voor Mendes terwijl het Gonçalves is.
Het concessiebewijs, Familiegraf van dona Dionisia de Seabra Pessoa, staat in het frontispice gebeiteld, onder de uitspringende dakrand van dit wachthuisje waar de schildwacht, romantisch beeld, aan het slapen is, beneden, ter hoogte van de onderste scharnier van de deur, een andere naam, meer niet, Fernando Pessoa, met zijn geboorte- en overlijdensdatum, en de vergulde ronding van een urn die zegt, Ik lig hier, en Ricardo Reis herhaalt hardop, niet wetend dat hij het heeft gehoord, Hij ligt hier, op dat moment begint het weer te regenen. Hij is van zo ver gekomen, uit Rio de Janeiro, heeft vele dagen en nachten over de golven der zee gevaren, zo nabij en zo ver weg lijkt hem thans die reis, en wat moet hij hier nu, met etenstijd, in deze straat, moederziel alleen met opgestoken paraplu tussen dodenwoningen, in de verte is het valse geluid van het klokje te horen, hij had verwacht dat als hij hier aankwam en dat ijzeren hek aanraakte, hij diep in zijn ziel een schok zou voelen, een verscheuring, een innerlijke aardbe¬ving, grote steden die in stilte instorten omdat wij er niet zijn, met neerzakkende portalen en witte torens, en uiteindelijk is het slechts heel even een licht branderig gevoel in de ogen, zo kort¬stondig dat hij niet eens de tijd had dit te denken en ontroerd te raken door de gedachte.

Deze fantastische roman ter ere van Pessoa toont aan hoe terecht de nobelprijs voor Saramago was. Ricardo Reis, de schepping van Pessoa, die hem af en toe nog ziet, maar steeds vager, is zelf ook ten dode opgeschreven nu zijn schepper er niet meer is. Het is ook een roman waarin Lissabon een belangrijke rol speelt, op een moment dat de tweede wereldoorlog op uitbreken staat. De Portugese dictatuur wordt op onnavolgbare wijze gefileerd. Een prachtige roman.
Saramago zullen we trouwens nog tegenkomen in een ander deel van Lissabon.

Wat in onze tijd wel een probleem is, is dat Pessoa hier niet meer ligt. Het familiegraf waar hij ooit lag is er nog wel, maar evenals de beroemde Amalia Rodrigues, de fado zangeres, is de beroemde schrijver herbegraven in Belem, tevens de laatste stop op onze Pessoa reis.

Na een wandeling over de begraafplaats keren we terug naar de ingang. Hier zijn trouwens wc’s als de nood hoog is. Een laatste tip is nog dat het Campo Ourique als begin/eindpunt van de tram een perfecte plaats is om op een geel trammetje een zitplaats aan het open raam te bemachtigen en de hele rit tot aan Praça Martim Moniz, dwars door Alfama en de steile en kronkelige straatjes, comfortabel uit te zitten. Een rit van zeker drie kwartier.

  1. Het graf van Pessoa, nu
    Plaats: Mosteiro dos Jeronimos
    Adres: Empire Square · 1400-206 Lissabon
    Hoe kom je daar: tram 15E
    Open: dinsdag t/m zondag 9.30-17.30 uur (laatste toegang om 17.00 uur)
    Kosten: 18 euro. Online bestellen aanbevolen

Van de Praça Martim Moniz is het maar een klein stukje lopen naar het Praça Figueira. Daar begint tram 15E. Helaas meestal niet zo’n geel trammetje, maar een moderne tram richting Belem. De tram volgt de oever van de Taag. Als je geen haast hebt kun je onderweg even uitstappen voor het Museu Nacional de Arte Antiga, halte Cais Rocha. In dat museum hangt een schitterend schilderij van Jeroen Bosch.

De verzoeking van de heilige Antonius. In Brussel hangt een wat fletsere kopie. Zeker de moeite waard, maar dit kan natuurlijk ook allemaal op de terugweg.

Terug naar de tramhalte. Uitstappen op het eindpunt in Belem. Er zijn een aantal interessante zaken in Belem: Een museum voor moderne kunst, zeker de moeite waard, een botanische tuin, een bakkerij, de enige plek, naar men zegt, waar de echte pastel de nata te krijgen zijn, een toren, vroeger het vertrekpunt van de grote Portugese zeevaart onderneming, een monument om dat herinneren

en het gebouw waar we moeten zijn, het Mosteiro dos Jeronimos. De paar keren dat ik er was stonden er lange rijen. Vooraf kaartjes kopen is eigenlijk wel zo verstandig.

Eenmaal binnen overvalt de zeer rijke architectuur je. Het klooster is uit de 16e eeuw, het tijdperk van de grote ontdekkingen: langs de Kaap de Goede Hoop naar India (Vasco da Gama), naar Amerika (Columbus), Portugal als klein land bloeide en was over de hele wereld aanwezig.

En in dat klooster ligt Fernando begraven. Je zou haast zeggen dat dit klooster het Pantheon is van Portugal, ware het niet dat het aantal beroemdheden beperkt is. Bovendien is Luis de Camões slechts symbolisch hier begraven.
Ik had verwacht dat voor een dergelijk veelzijdige persoon als Pessoa, goed voor 81 heteroniemen, wel iets minder saais, iets modernistischer, bedacht had kunnen worden. Zowel wat betreft hoe het er uit ziet als wat betreft de omgeving. Anders dan op Cemitério dos Prazeres niemand in de buurt om mee te kletsen.

Ik benijd Fernando niet.

5 Juli 2025
Lissabon: Fernando Pessoa (1)
Plaats: diverse plaatsen
Duur: Als je deel 1 en tevens deel 2 volgt is de dag bijna gevuld.

  1. Café A Brasileira
    Adres: Graça Plaza
    Hoe kom je er: Metrostation Baixa-Chiado, uitgang Baixa

Vlak bij het plein waar de bekendste Portugese dichter, Luis de Camões, een beeld heeft, het Praça Luis Camões, naast de ingang naar de metro, is het terras van Café A Brasileira, een café dat geopend is in 1905. Op het terras zit Fernando Pessoa aan een tafeltje. Hij wordt onophoudelijk gefotografeerd met iemand die op de stoel naast hem gaat zitten, maar hij blijft er koel onder.

Hij zit daar zoals zijn collega en tijdgenoot Hemingway in Havana in El Floridita aan de bar zit. Ontspannen, met een drankje. Want ook dat hadden Hemingway en Pessoa met elkaar gemeen: hun grote voorliefde voor alcohol.

Maar verder verschillen deze tijdgenoten als dag en nacht, waarbij ik in het midden laat wie dan dag en wie nacht is. Een klein voorbeeld is de vriendschap voor een dictator door Hemingway (zie de foto op de foto) en de hekel die Pessoa had aan Salazar, de Portugese dictator.

Fernando Pessoa (1888 – 1935) is vooral bekend geworden door zijn heteroniemen, de vele afsplitsingen van de schrijver die allemaal een ander oeuvre hebben. De bekendste zijn Alberto Caeiro, Álvaro de Campos, Bernardo Soares en Ricardo Reis. Bij Pessoa is de mens niet ééndimensionaal, maar opgemaakt uit meerdere lagen. Het ‘ik is geen heer in eigen huis’ van Freud is door hem in zijn heteronimische werk uitgedrukt. En, grappig genoeg, heteroniemen die ook commentaar op elkaar schreven. Zijn bekendste werk is Het boek der rusteloosheid. Dat boek is pas na zijn dood gepubliceerd, waarover later meer.

Er zijn maar een paar foto’s van hem bekend, bijvoorbeeld deze onscherpe foto:

Pessoa, onderweg naar het terras van Café A Brasileira wellicht. Hier op het terras van het café zit hij goed. Zijn drankgebruik hielp bij zijn vroege dood, zoals wordt beschreven door Antonio Tabucchi, een Italiaanse Pessoa kenner, in De laatste drie dagen van Fernando Pessoa. Het is een korte novelle waarin in de laatste drie dagen van het leven van Pessoa zijn belangrijkste alter ego’s afscheid komen nemen. Het wordt beschreven als een delier.

“Hij lag in een bescheiden kamertje met een ijzeren bed, een witte kast en een kleine tafel. Pessoa ging op het bed liggen, stak de lamp op het nachtkastje aan, legde zijn hoofd te rusten op het kussen en streek met zijn hand over zijn rechterzij. Gelukkig waren de pijnen ondertussen wat minder geworden. De verpleegster bracht hem een beker water en een tablet en zei: excuseert u me, maar ik moet u een injectie toedienen, bevel van de dokter.
Pessoa vroeg om een dosis laudanum, een slaapmiddel dat hij gewoon was in te nemen wanneer hij, in zijn hoedanigheid van Bernardo Soares, er niet in slaagde de slaap te vinden. De verpleegster bracht hem het gevraagde en Pessoa dronk het op. Ik heet Catarina, zei de verpleegster, als u iets nodig hebt, belt u maar en ik kom meteen naar u toe.”

Wij zijn nog steeds op het terras en zitten naast Pessoa. Maar anderen willen dolgraag onze stoel, dus we laten Pessoa hier op het terras zitten, want sinds zijn dood is hij op meerdere plaatsen tegelijkertijd in Lissabon te vinden. Op weg dus, maar eerst kijken we nog even naar binnen bij, volgens het bordje op de gevel, de oudste boekwinkel van Lissabon, Livraria Bertrand, in de R. Garrett, geopend in 1732. Het zou zelfs de oudste boekwinkel in de wereld zijn. Het is allemaal zoals een boekhandel moet zijn, maar bijna nooit meer is. Achterin een café.

Na de boekhandel lopen we even terug, de R. Serva Pinto naar links in lopen naar een plein aan de rechterhand met het geboortehuis van Pessoa, tegenover het nationale theater. En voor dat huis staat wederom een beeld van hem.

  1. Het geboortehuis van Pessoa
    Adres: Largo de Sao Carlos
    Kosten: Geen

Op deze foto is dat beeld nog niet zichtbaar, maar wel het bordje op de muur dat Pessoa hier is geboren. Het bordje hangt bijna achter de lantaarn. Toch is het beeld zeer de moeite waard. Want de manier waarop Pessoa is afgebeeld laat zien dat hij zeker geen open boek is.

Als we Pessoa nog even vergelijken met Hemingway dan is Hemingway een recht toe rechtaan schrijver, terwijl Pessoa, tja, labyrintisch, zoekend, ambigue schrijft. Een voorbeeldje:

(Bernardo Soares) “Ik wou dat ik op het land was, zodat ik kon willen dat ik in de stad was. Ik ben ook zo graag in de stad, maar op die manier zou ik er dubbel zoveel genot van hebben.”

Echt een merkwaardige schrijver, want hij heeft ook tamelijk saaie detectives geschreven en ook een niet zo boeiende reisgids voor Lissabon. Die reisgids is oorspronkelijk in het Engels geschreven, Pessoa vertaalde ook, en ver na zijn dood uitgegeven. Maar wie ben ik om kritiek te leveren op volgens velen één van de belangrijkste schrijvers van de 20e eeuw.

Voor de volgende stap in de voetsporen van Pessoa moeten we naar het huis waar hij woonde. Dat huis ligt in de wijk Ourique. Het makkelijkste gaat dat door op het Praça Luis Camões het gele trammetje 28 naar Campo Ourique te nemen. Tegelijkertijd is dat trammetje vaak overvol, dus hopelijk lukt het. Uitstappen op het Praça de Estrela. Misschien even een blik in de kerk werpen, en dan een klein stukje lopen.

  1. Het huis van Pessoa, (nu museum)
    Plaats : Casa Fernando Pessoa
    Adres: Rua Coelho da Rocha, 16-18 Campo de Ourique
    Hoe kom je daar: Tram: 25 e 28; Bus: 709, 713, 720, 738 en 774
    Kosten: 5 euro. Kaarten ook online verkrijgbaar.
    Openingstijden: 10 – 18 uur. Maandag gesloten.

In nog steeds een gewone straat met woonhuizen woonde Pessoa. Van zijn huis is een biografisch museum gemaakt.

Met in het museum natuurlijk de beroemde mysterieuze kist met 27.543 manuscripten, die na zijn dood werd gevonden.

Of de kist in het museum de echte kist is weet ik niet, ik vermoed van niet, maar deze kist speelt een belangrijke rol in de receptie van Pessoa. Het heeft tot in de jaren 80 van de vorige eeuw geduurd voordat een gedeelte van de documenten ontcijferd waren. In 1982 verscheen de eerste editie van het Boek der rusteloosheid. Daarna volgden telkens weer nieuwe edities, in 1986, 1990 en 1998. Van de laatste versie zijn weer nieuwe drukken verschenen die telkens weer aangepast werden. De Nederlandse vertaling van Harrie Lemmens die hier is afgebeeld, uit 2005, is gebaseerd op de vierde druk van de uitgave uit 1998.

Deze opeenstapeling van veranderingen heeft aan de ene kant te maken met wat er gevonden werd in de kist, maar anderzijds ook met het feit dat teksten in ongedateerde enveloppen zaten. Wat is dan de volgorde? En wat behoorde nu wel en wat nu niet tot het boek? Het beroemde Boek der rusteloosheid is daarom regelmatig aangepast en pas rond 2004 semi- definitief geworden.
Het museum is smaakvol ingericht en geeft een aardig overzicht van het leven en werk van Pessoa. Op de website (die erg traag is) kun je ook een virtuele tour door het museum maken, maar live is toch veel beter.

Na het bezoek in het café een fijn kopje espresso tegen een schappelijke prijs drinken en dan door naar de volgende etappe. Daarvoor kun je teruglopen naar de tram, maar ook doorlopen naar het Cemitério dos Prazeres. Het is ongeveer twee tramhaltes lopen, dus dat valt mee.

Over twee weken vervolgen we onze Pessoa reis.
Arko Oderwald

Download hier de pdf

Eerdere afleveringenn van Ter Plekke staan hieronder

21 Juni 2025
Lissabon: Dokter José Tomás de Sousa Martins

Plaats: Campo dos Mártires da Pátria, Lissabon
Hoe kom je daar: bus 730.
Kosten: geen

Er zijn veel beroemde dokters in onze geschiedenis. Zo zijn er de dokters wier namen aan een ziekte zijn verbonden. Denk aan Gilles de la Tourette, Cushing, Alzheimer, Parkinson, Dupuytren. Of dokters die verbonden zijn met een specifieke medische handeling, zoals de Babinski reflex, of een bepaald symptoom, zoals Cullen of Trousseau. O ja, er zijn ook dokters die als schrijver beroemd zijn geworden: Tsjechov, Vestdijk, Van Eeden, Slauerhoff, om er maar enkele te noemen.
Er is een wikisagepagina met beroemde dokters. Het is een bonte en vrij willekeurige verzameling van dokters, waarvan een groot aantal valt onder de bovenstaande voorbeelden. Wat opvalt is dat geen van die dokters beroemd geworden zijn door hun grote klinische capaciteiten, inclusief het fatsoenlijk omgaan met patiënten. Wat we wel weten is dat sommige dokters juist vanwege het gebrek aan dat laatste weer zijn afgevoerd van de lijst. Zo zijn Friedrich Wegener (ziekte van Wegener) en Hans Reiter (ziekte van Reiter) van de lijst afgevoerd vanwege hun Nazisympathieën. De ziekten zijn hernoemd.
Maar er zijn toch beroemde dokters die beroemd zijn vanwege de manier hoe ze met hun patiënten omgingen. Daarvoor moeten we in Lissabon naar Campo dos Mártires da Pátria. Daar staat het beeld van dokter José Tomás de Sousa Martins.

Hij leefde van 1843 – 1897. Hij heeft een wikipediapagina in het Nederlands. Daarop lezen we:

“Hij was arts en hoogleraar aan de Medisch-Chirurgische School van Lissabon, de voorloper van de Faculteit Medische Wetenschappen van de Universiteit NOVA in Lissabon. Hij studeerde farmacie en geneeskunde en werkte in Lissabon, vooral voor de arme bevolking. Zijn bijzondere interesse was de strijd tegen de tuberculose. Door zijn loopbaan en zijn keuze om vooral voor de arme bevolking van Lissabon te werken werd een imago gecreëerd van een heilige, die tot op heden merkbaar is.”

De toen onbehandelbare tuberculose was zijn levenswerk. Zo zorgde hij dat er in Noord Oost Portugal een sanatorium werd gebouwd, Sanatório Dr. Sousa Martins.
Het is treurig dat Sousa Martins zelf tuberculose kreeg. Zo erg, dat hij op 18 augustus 1897 een eind aan zijn leven maakte.

Nu staan we nu stil bij zijn standbeeld uit 1904.

Het beeld staat vlak bij de medische faculteit waar hij hoogleraar was.

Hij is natuurlijk menslievend afgebeeld, hier te zien op een kaartje met een wens.

Toch is dát eigenlijk niet hetgeen dat het oog herhaaldelijk trekt. Rondom het beeld zijn namelijk allemaal stenen gelegd, vaak van marmer, met daarop wensen en dankbetuigingen. Tientallen, ik denk zelfs honderden wensen en dankbetuigingen van patiënten, de een bovenop de ander.

Het zijn ex voto’s, in vele religies een bekend verschijnsel. Maar dat is nog niet het bijzonderste. Deze goede dokter is op moment van schrijven 128 jaar geleden gestorven… En er liggen ook vele dankbetuigingen die nog geen jaar oud zijn. Dokter Sousa Martins is een heilige geworden. Op zijn geboorte en sterfdatum wordt zijn graf en dit standbeeld door honderden mensen bezocht, zodat een permanente aanwas van ex voto’s tot in de eeuwigheid is gegarandeerd. Ik vraag me af of er iemand is die het een beetje ordent… Zo te zien niet.

Voor zover ik weet is dokter Sousa Martins nog niet tot de romanliteratuur doorgedrongen. Wellicht is De dokter van San Michele van Axel Munthe de roman die de heilige dokter het dichts benaderd. Of dr. Samuel Pozzi, de eerste gynaecoloog, die door Julian Barnes is beschreven in De man in de rode mantel. En dan is er nog de dokter uit een verhaal van Richard Selzer. Zijn dorpsgenoten vinden hem heilig, maar hij is een bedrieger….. Imposter, zo heet het verhaal. Dokter Sousa Martins was zeker geen bedrieger, maar een heilige? Dat is toch ook wat te ver gezocht.

Nu je hier toch bent is het de moeite waard om de R. Julio de Andrade in te lopen, de weg te volgen en dan de Jardim do Torel te bezoeken.

Lissabon kent een aantal plekken met een mooi uitzicht, Miradores. De Jardim do Torel is een prachtig aangelegd park met uitzicht over de benedenstad.

Ook een fijne plek om even uit te rusten. Verlaat het park weer zoals je binnen kwam en loop verder in de R. Julio de Andrade. Ga de eerste links en vervolgens rechts en je komt bij één van de drie kabeltrammetjes, de Elevador do Lavra, van Lissabon om af te dalen naar de benedenstad.

Arko Oderwald

Download als pdf hier

Verder Bericht

Vorige Bericht

© 2025 Literatuur en Geneeskunde

Thema door Anders Norén