Op vrijdag 17 Juni is de AmsterdamUMC poëzieprijs voor de achtste keer uitgereikt door Kristien Hemmerechts, voorzitter van de jury, die verder bestond uit Mark Boog, John Jansen van Galen. Mark Kramer en Anne-Fleur van der Meer.
De eerste prijs is voor Annette Akkerman met het gedicht Een jongen in een rolstoel
Een jongen in een rolstoel
de gedachte om autocoureur te worden, heb ik opgegeven
daarvoor blijk ik niet bocht-vast genoeg, meld ik
aan de dokter die geduldig mijn verband verwisselt
alsof het doekjes voor het bloeden zijn, ik leef
op ontkenningen, terwijl de dokter me bij elkaar puzzelt
in zijn hoofd een schema als was ik een legobouwdoos
die ik ooit kreeg voor mijn verjaardag, doe er voorzichtig mee
zei mijn moeder, die me kende en wist dat er anders
stukjes in de stofzuiger zouden verdwijnen, ik weiger
te praten over wat er niet meer is en vooral
over wat er dan nog overblijft, ik vraag de dokter
of hij vroeger God wilde worden
nee, dokter, zegt hij, en jij?
een jongen in een rolstoel, antwoord ik
De tweede prijs was voor Rik Dereeper voor het gedicht Schloss Wilhelminenberg (1948 – 1977)
Schloss Wilhelminenberg (1948 – 1977)
We droegen in de week de werkplunjes van meisjes
die nog weigerden te groeien. Op de dag des Heren
moesten onze lijfjes vroom getooid met lange jurk
en korte vlecht. In kerken wachtte ons de wezenbank.
Bij avond wordt mijn bed – besneeuwd met lakens –
een gedroomde slee waarmee ik langs de bergen zweef.
In de vallei gezang en klokken. Alsof kerst verzoent.
Ik mijd het kribbendal, blijf glijden in de hoogste hemel.
Wij, ontheemden, rilden bij de zwartgerokte biechtvader.
Hij tastte diep in onze ziel. We mompelden wat zonden,
maar verzwegen dat de rechterhand van Jezus ’s avonds
ons een kruisje gaf, zijn linker aan ons kruisje morrelde.
Verlegen prevelend, zo val ik toch in slaap in zalig wit,
terwijl mijn slee de bochten neemt. De vlokjes dansen
hemelhoog. Hier streelt alleen de sneeuw, geen mens
die mij hier ziet. In dit gebergte komt de zwartrok niet.
De derde prijs is gewonnen door Are Meijer met het gedicht Naamloos
Naamloos
mijn ouders vermoord, mijn broer vermist
ik nam al ons geld en gaf het aan mannen
die graag wilden helpen, mijn ID in de wc
ik zag mijn gezicht verdrinken, had geen naam meer
met 50 man klemden we ons in een rubberboot
de lucht was donker als het water
het water was donker als de toekomst
de toekomst was donker als onze kleding
zo was het ons opgedragen
vanuit de diepte wenkte mijn moeder
ik zag haar gezicht, de kaarsrechte rimpels, alsof ze
dood op het veld had gelegen waar buurman Wassim
diepe voren trok met zijn ploeg, ik stond op, wilde
springen, sterke handen hielden me tegen
in geen bed kan ik slapen, het deint als een boot
er staan mannen die schreeuwen en alles wordt nat
de zee brengt me terug, ik spoel aan zonder kleren
mijn ouders, mijn broer, de donkere velden
en ik die niet weet wie ik ben, wat ik ben
Alle gedichten uit de top tien kunt u bekijken in bijgaande pdf.
Het is onduidelijk of de AmsterdamUMC poëzieprijs blijft bestaan. Informatie daarover zal vanaf 1 september 2022 niet meer op deze site staan. Het is de bedoeling dat AmsterdamUMC daarvoor zelf een site in het leven zal roepen.