Dit land (VS) haatte lijden. Het had dat ontologisch afgewezen, stond het alleen toe als persoonlijke pech die onmiddellijk verholpen moest worden. De jonge, lijden afwijzende natie had hele scholen uitgewerkt: filosofische, psychologische en medische, die maar een opdracht hadden: de mens tot elke prijs voor lijden te behoeden. Dat idee paste moeilijk in Fima’s Russische hersens. Het land dat hem had voortgebracht hield van lijden en waardeerde het, had er zelfs zijn voedsel van gemaakt; met lijden groeiden ze op, werden ze volwassen, werden ze wijs … En ook Fima’s joodse bloed, dat duizenden jaren lang door een filter van lijden was gegaan, droeg als het ware een vitale stof in zich die zonder lijden teloorging. Wanneer dat slag mensen van lijden gevrijwaard blijft, verliest het vaste grond onder de voeten …
Ljoedmila Oelitskaja: Een vrolijke begrafenis (1999)