Elke ziekte heeft iets wezensvreemds, voelt als een invasie, als machtsverlies, en dat blijkt ook uit de manier waarop we erover praten. Niemand zegt ‘Ik ben kanker’ of ‘Ik ben kankerachtig’, ook al is er geen sprake van een binnendringend virus of van bacteriën; het zijn de cellen van het lichaam zelf die op hol zijn geslagen. Je hébt kanker. Bij neurologische en psychiatrische aandoeningen ligt het anders, want die vallen vaak de bron aan van wat je als je zelf beschouwt. ‘Hij is epilepticus’ klinkt ons niet vreemd in de oren. In de psychiatrische kliniek zeggen de patiënten vaak: ‘Ik ben manisch-depressief of: ‘Ik ben schizofreen.’ In deze zinnen vallen de ziekte en het zelf volledig samen.
Siri Hustvedt: Een geschiedenis van mijn zenuwen.